Vermenigvuldigen met twee kommagetallen <1

Algemeen

Leerlingen leren vermenigvuldigen van twee kommagetallen onder de 1.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het handig is om te kunnen vermenigvuldigen met twee kommagetallen onder de 1. Zo kun je uitrekenen hoeveel je van iets hebt. Bijvoorbeeld als je wilt weten hoeveel limonade je gedronken hebt wanneer je 0,5 flesje van 0,5 liter drinkt.

Introductie

Laat op het digibord een aantal sommen zien met kommagetallen. Vraag de leerlingen waar de komma moet staan en zet de komma op de juiste plek.

Instructie

Je legt uit dat je een keersom met twee kommagetallen handig kunt uitrekenen. Zo kun je eerst de cijfers achter de komma tellen. Vervolgens reken je de som uit, waarbij je de komma's hebt weggehaald. Daarna geef je aan dat je de komma weer terug moet plaatsen. Aangezien er drie cijfers achter de komma stonden, moet er nu ook weer drie cijfers achter de komma staan. Laat de leerlingen oefenen met het vermenigvuldigen van kommagetallen door hen een aantal sommen te laten zien, waarbij de 0 en de komma op de juiste plek gezet moeten worden. Vraag de leerlingen waar de 0 en de komma moet komen te staan en sleep dit naar de juiste plek. Vervolgens oefenen de leerlingen met een aantal vermenigvuldigingen.

Controleer of de leerlingen kunnen vermenigvuldigen met twee kommagetallen onder de 1 door de volgende vragen te stellen:
- Op welke manier reken je een keersom uit met twee kommagetallen?
- Hoe reken jij de volgende som uit: 0,6 × 0,15?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met een som, waarbij beide getallen één decimaal hebben. Vervolgens moeten de leerlingen vermenigvuldigen met kommagetallen, waarbij een getal 1 decimaal heeft en het andere getal heeft 2 decimalen.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om te kunnen vermenigvuldigen met twee kommagetallen onder de 1. Vraag de leerlingen hoe zij zo'n soort som zouden uitrekenen. Om te controleren of de leerlingen kunnen vermenigvuldigen met twee kommagetallen, laat je de leerlingen een getal onder de 1 met twee decimalen opschrijven. Vervolgens zoeken de leerlingen een klasgenoot en samen rekenen ze de keersom uit die ze kunnen maken met hun getallen. Daarna zoeken ze weer een andere klasgenoot om een keersom mee te maken.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met het vermenigvuldigen van twee kommagetallen met 1 of 2 decimalen, kun je hen laten oefenen met gewone keersommen tot en met 10. Daarna kunnen ze keersommen maken met een heel getal en een kommagetal. Vervolgens kunnen zij keersommen maken met twee kommagetallen onder de 1 met 1 of met 2 decimalen.

Instructiemateriaal

Kladblaadjes.