Vermenigvuldigen en delen met getallen t/m 10.000 met de rekenmachine

Algemeen

De leerlingen leren het vermenigvuldigen en delen met de rekenmachine met getallen tot en met 10 000.

Belang

Het is belangrijk dat je kunt vermenigvuldigen en delen met de rekenmachine, want zo kun je ingewikkelde sommen snel uitrekenen.

Introductie

Tik op de speaker om het getal te laten voorlezen. Laat vervolgens de leerlingen het getal opschrijven.

Instructie

Je kunt tijdens deze les de leerlingen gelijk de sommen op de rekenmachine laten maken. Laat zien hoe je de som 17 × 35 invoert in de rekenmachine. Herhaal dit ook voor de deelsom (888 : 37). Daarna mogen de leerlingen een aantal sommen zelfstandig uitrekenen. Laat vervolgens een aantal sommen zien en vraag welke sommen de leerlingen met en zonder rekenmachine zouden uitrekenen. Vraag ook waarom. Laat zien dat getallen boven de 1000 op de rekenmachine een punt krijgen. Als je dus gaat rekenen met grote getallen op de rekenmachine, moet je dus opletten dat je het antwoord zonder punt schrijft. Oefen met de volgende som het gebruik van de rekenmachine. Benadruk dat je bij het opschrijven van het antwoord niet de punten opschrijft. Loop de tips voor het gebruiken van de rekenmachine met de leerlingen door. Herhaal kort de regel voor het afronden van getallen. Vervolgens laat je zien hoe je getallen afrondt op 2 decimalen, 1 decimaal of een heel getal. Laat nu de leerlingen de sommen zelfstandig maken. Oefen tot slot met sommen in verhaalvorm.

Controleer of de leerlingen kunnen delen met de rekenmachine met getallen tot en met 10 000, door de volgende vraag te stellen:
- Waarom is het belangrijk om te kunnen vermenigvuldigen delen met een rekenmachine?

Inoefening

De leerlingen maken de keer- en deelsommen met de rekenmachine.

Afsluiting

Bespreek nogmaals het belang van het kunnen vermenigvuldigen en delen met de rekenmachine met getallen tot en met 10 000. Als afsluiting kun je de leerlingen in duo's laten werken. Iedere leerling bedenkt een getal onder de 500. Vervolgens vermenigvuldigen ze hun getal met het getal van de ander. Samen controleren ze het antwoord. Daarna laat je de leerlingen de sommen op het digibord uitrekenen, vervolgens laat je de draaischijf draaien om te bepalen of de uitkomst afgerond moet worden op 3 decimalen, 2 decimalen of 1 decimaal. Deze antwoorden kun je op de stippellijnen zetten.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het kunnen vermenigvuldigen en delen met de rekenmachine met getallen tot en met 10 000, eerst oefenen met het juist invoeren van de getallen in de rekenmachine. Let daarbij op het gebruik van de juiste tekens. Benadruk dat je voor opschrijven van je antwoord niet de punt moet opschrijven. Oefen ook het afronden van (decimale) getallen.

Instructiemateriaal

Rekenmachines.