Vergelijken van bedragen t/m 100 cent

Algemeen

De leerlingen leren het vergelijken van bedragen tot en met 100 cent.

Belang

Het is handig om bedragen te kunnen vergelijken zodat je weet welk product goedkoper of duurder is.

Introductie

laat de leerlingen tellen hoeveel cent er ligt.

Instructie

Leg uit dat wanneer je bedragen gaat vergelijken, je gaat kijken naar het verschil tussen twee bedragen. Eerst ga je kijken welke meer is. Vraag aan de leerlingen om de prijs op te noemen van het potlood en de bal. Laat dan zien waar de getallen staan op de getallenlijn. 80 komt na de 55 op de getallenlijn, dus is 80 meer dan 55. Vraag daarna hoeveel de gum en de appel kosten, zet deze ook weer op de getallenlijn en laat zien dat de appel minder is omdat 50 voor de 75 komt op de getallenlijn. Oefen samen met de leerlingen wat meer en minder is en laat ze daarna de oefening zelfstandig maken. Bespreek vervolgens met de leerlingen dat het bedrag dat minder is goedkoper is, en het bedrag wat meer is duurder is. Laat de leerlingen dit zelfstandig oefenen met de oefeningen op het bord. Hierna laat je zien dat het kind op het bord 30 cent heeft, en hij wil bepalen wat hij kan gaan kopen: de mandarijn of de pen. Wanneer je de mandarijn van 25 cent op de getallenlijn zet zie je dat hij voor de 30 komt, en dus kun je hem kopen. De pen van 50 cent komt na de 30 cent, en dus is hij te duur. Bespreek samen met de leerlingen of je de banaan en de krop sla kunt kopen. Laat de leerlingen daarna zelfstandig bepalen of ze de artikelen kunnen kopen.

Controleer of de leerlingen bedragen kunnen vergelijken tot en met 100 cent door de volgende vraag te stellen:
- Welk bedrag is duurder: 62 cent of 49 cent?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met bepalen of een potlood van 23 cent meer of minder kost dan 50 cent. Daarna kiezen ze het goedkoopste bedrag. Ten slotte bepalen ze wat ze kunnen kopen van 40 cent.

Afsluiting

Bespreek nogmaals het belang van het kunnen vergelijken van bedragen tot en met 100 cent. Laat de leerlingen als afsluiting twee voorwerpen kiezen en aanwijzen welke duurder is. Hierna wijzen ze aan welke voorwerpen minder kosten dan 50 cent.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het vergelijken van bedragen tot en met 100 cent eerst oefenen met het tellen van bedragen tot 100, zodat ze kunnen bepalen welke hoeveelheid meer of minder is.