Tellen van bedragen t/m 20 cent

Algemeen

Leerlingen kunnen geldbedragen met munten tellen tot en met 20 cent.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om geldbedragen tot en met 20 cent te kunnen tellen, omdat je dit nodig hebt om te kunnen rekenen met geld. Als je geld kunt tellen, weet je bijvoorbeeld ook welk bedrag meer is.

Introductie

Je deelt getalkaartjes van 1 tot en met 5 uit. Laat de leerlingen door de klas lopen, zodra je stop zegt moeten de leerlingen naar iemand in de buurt lopen en beide getalkaartjes bij elkaar optellen.

Instructie

Je laat de munten op het digibord zien en spreek deze hardop uit. Laat de leerlingen steeds herhalen welke munt het is. Vervolgens moeten de leerlingen aangeven welke munt in welk vak hoort. Sleep de munten naar de juiste vakken. Vervolgens leg je uit dat wanneer je munten bij elkaar optelt, je eerst de munten met de grootste waarde bij elkaar telt en daarna tel je de rest erbij. Laat op het digibord een aantal munten zien en vraag de leerlingen hoe je deze munten handig kunt optellen. Zet de munten in de juiste volgorde. Vervolgens tellen ze deze munten bij elkaar op. Geef aan dat je begint met de munt met de grootste waarde. Oefen vervolgens samen met de leerlingen aan aantal bedragen en laat ze die optellen. Eventueel kun je ook een leerling een bedrag laten neerleggen en dit door een andere leerling laten optellen. Daarna laat je munten zien en moeten de leerlingen aangeven welk geldbedrag er ligt. Ze kunnen kiezen uit een aantal antwoordmogelijkheden.

Om te controleren of leerlingen bedragen tot en met 20 cent kunnen tellen, kun je de volgende vraag stellen:
- Hoe tel je munten handig bij elkaar op?

Inoefening

De leerlingen oefenen met het tellen van het bedrag tot 10 cent. Daarna oefenen ze met een bedrag tot en met 20 cent, waarbij ze kunnen kiezen uit antwoordmogelijkheden of zelf een antwoord moeten invullen.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het belangrijk is om geldbedragen tot en met 20 cent te kunnen tellen, omdat je dit nodig hebt om te rekenen met geld. Controleer of de leerlingen weten wat de juiste volgorde is om munten op te tellen en laat de leerlingen in tweetallen oefenen met het tellen van geldbedragen. Op het digibord zijn twee vakken te zien. De leerlingen moeten beide bedragen tellen en overleggen of er evenveel geld in de vakken ligt. Indien de bedragen afwijken, laat de leerlingen dan aangeven hoeveel het bedrag moet worden aangevuld, zodat beide bedragen gelijk zijn.

Aandachtspunten

Leerlingen die moeite hebben met het tellen van bedragen tot en met 20 cent, kunnen de munten in de juiste volgorde leggen om dit vervolgens bij elkaar op te tellen.

Instructiemateriaal

Bakjes met muntjes van 1 cent, 2 cent, 5 cent, 10 cent en 20 cent.