8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
Leerlingen kunnen heen- en terugtellen tot en met 10 000 met sprongen vanaf willekeurige getallen.
Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om met sprongen tot en met 10 000 te tellen, omdat je dit nodig hebt om er goed mee te rekenen. Daarnaast kun je sneller tellen met sprongen.
Je laat op het digibord een rij getallen zien waarbij de leerlingen moeten tellen met sprongen van 10. Laat de leerlingen de ontbrekende getallen opschrijven en gum daarna de vakjes uit om het antwoord te laten zien.
Eerst leg je uit wat tientallen, honderdtallen en duizendtallen zijn. Een tiental is een groepje van 10, een honderdtal is een groepje van 100 en een duizendtal is een groepje van 1000. Het is handig om te weten wat het is, omdat de tientallen, honderdtallen en duizendtallen veranderen bij verschillende sprongen. Leg aan de hand van de getallenlijnen uit hoe je vanaf getallen heen- en terugtelt met sprongen van 10, 20, 100, 200, 500 en 1000. Laat bij de verschillende sprongen zien of het tiental, het honderdtal en/of het duizendtal verandert. Laat de leerlingen na elke uitleg oefenen met het verder of terugtellen met de sprongen. Laat tot slot de leerlingen oefenen met het heen- en terugtellen door hen naar de ingevulde getallenlijnen te laten kijken. Kloppen de getallenlijnen? Ze kunnen eventueel de foute getallenlijnen verbeteren.
Controleer of de leerlingen tot 10 000 kunnen tellen met diverse sprongen vanaf willekeurige getallen met de volgende vragen/opdrachten:
- Wat zijn tientallen, honderdtallen en duizendtallen?
- Tel verder met sprongen van 10, 100 en 1000. Begin bij 2836.
- Tel verder met sprongen van 20, 200 en 500. Begin bij 2891.
- Tel terug met sprongen van 10, 100 en 1000. Begin bij 9332.
- Tel terug met sprongen van 20, 200 en 500. Begin bij 8284.
De leerlingen oefenen eerst met het maken van sprongen van 100 op de getallenlijn. Daarna moeten ze verder tellen met sprongen van 1000 en terugtellen met sprongen van 200.
Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het belangrijk is om met diverse sprongen te tellen tot en met 10 000, omdat je dit nodig hebt om te rekenen en je hierdoor sneller kunt rekenen. Om te controleren of de leerlingen dit begrepen hebben, moeten ze in tweetallen een gezamenlijke getallenlijn maken en aangeven bij welk getal ze zijn uitgekomen. Eerst geeft de eerste leerling aan wat het startgetal wordt en tekent een aantal sprongen van 20 op de getallenlijn. Vervolgens tekent de tweede leerling vanaf de laatste sprong van 20 een aantal sprongen van 100. Daarna tekent de eerste leerling een aantal sprongen van 500. Daarna laat je een rij met getallen zien en geven de leerlingen aan welke getallen ontbreken. Laat hen eventueel hun opgeschreven getal omhoog houden.
Leerlingen die moeite hebben met het tellen met sprongen, kunnen oefenen door de getallenlijn te gebruiken. Benadruk dat de leerlingen goed moeten kijken naar de tientallen, honderdtallen en duizendtallen. Geef per sprong aan wat er verandert. Tel eerst verder en oefen daarna met het terugtellen.
A4-papier.
Gynzy maakt onderwijs makkelijker én leuker. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.