8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
Leerlingen leren stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden zoals 'houten' juist te spellen.
Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden zoals 'houten' op de juiste wijze te kunnen spellen. Bijvoorbeeld als je een opschrijft hoe je kamer eruitziet.
Je controleert of de leerlingen weten wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is. Je legt uit dat materialen ook stoffen worden genoemd. Het gaat dus niet alleen om iets van stof (zoals katoen), maar ook om andere materialen (zoals beton). Je sleept de woorden naar het juiste vak. Vraag eventueel wat voor soort woord het is wanneer het woord niet stoffelijk is (bijvoorbeeld: werkwoord of verkleinwoord). Je vraagt ook of de leerlingen zelf een stoffelijk woord kunnen noemen.
Je legt de regel uit die bij de categorie hoort:
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je vaak met ~en die klinkt als /un/. Bij leenwoorden komt er vaak geen ~en achter het woord (zoals fleece en bamboe).
Je laat zien dat 'houten' een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is. Het is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt namelijk iets over het zelfstandig naamwoord 'hek'. Het is stoffelijk, het gaat over het materiaal hout.
Daarna passen de leerlingen de regel toe door stap voor stap het woord te spellen. Eerst doe je dit voor bij de woorden 'glas' en 'jute'. Daarna controleer je of de leerlingen de stappen zelf kunnen uitvoeren bij de woorden 'karton' en 'brons'. Vervolgens schrijven de leerlingen de woorden helemaal zelf op. Je klikt op de dobbelstenen, de leerlingen schrijven het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord op. Je kunt zelf meeschrijven op de schrijflijntjes, zo kunnen de leerlingen het woord controleren.
Eerst geven de leerlingen het stukje aan dat bij het woord komt wanneer dit een bijvoeglijk naamwoord wordt. Vervolgens maken de leerlingen het woord af en schrijven ze het woord over. Daarna moeten de leerlingen het woord opschrijven.
Je controleert of de leerlingen de spellingsregel goed begrijpen. Ten slotte geef je de dictees. Door de dictees op het bord te tonen zien de leerlingen de verandering in het woord.
Dictee van de categorie:
1. Joep heeft een houten tafel. Schrijf op: houten
2. Aan tafel staan rieten stoelen. Schrijf op: rieten
3. Joep heeft een leren bank. Schrijf op: leren
4. Op de bank liggen fluwelen kussens. Schrijf op: fluwelen
Gemengd dictee:
1. De bank heeft gele kussens. Schrijf op: gele
2. Joep houdt niet van ruwe kussens. Schrijf op: ruwe
3. Joep houdt van zijden kussens. Schrijf op: zijden
4. Schrijf de zin op: Er staat een grote, porseleinen vaas op tafel.
Je vraagt bij het gemengde dictee waarom je achter 'grote', 'gele' en 'ruwe' geen ~n schrijft. Je benadrukt dat het hier gaat om bijvoeglijk naamwoorden, maar dit zijn geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden. Je kunt verwijzen naar de wandkaart 'scheef' - 'scheve'.
- De kans bestaat dat de leerlingen onterecht een ~un in plaats van ~en schrijven. Je kunt de vergelijking maken met eerder behandelde categorieën met stomme ~e, met woorden zoals: aarde, sleutel en anker. Ook hier hoor je /u/ maar schrijf je ~e.
- Benadruk het verschil tussen stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden. Dat maakt het verschil of je wel of niet een ~n achter het woord schrijft.
- In dit doel komen verschillende leenwoorden aan bod waar geen ~en achter het woord komt. Het gaat om de woorden: aluminium, bamboe, nylon, acryl, fleece, suède, velours en plastic. Om meer uitdaging te bieden kun je meerdere leenwoorden bespreken in de instructie.
Gynzy maakt onderwijs makkelijker én leuker. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.