Splitsen en aanvullen van getallen t/m 5

Algemeen

De leerlingen leren getallen t/m 5 te splitsen en aan te vullen. Ze leren splitsingen in afbeeldingen te herkennen, maar ook aan de hand van splitsdakjes en getallen. Ze leren getallen aan te vullen door gebruik te maken van doortellen.

Belang

Het is handig om dit te kunnen wanneer je voorwerpen gaat verdelen. Soms verdeel je iets ongelijk. Als je 4 eieren over twee mandjes verdeelt, kan dat op verschillende manieren.

Introductie

De leerlingen oefenen met tellen van hoeveelheden t/m 5 door de dieren op de afbeeldingen te tellen en het juiste getalkaartje erbij te laten zien.

Instructie

Je kunt getallen op verschillende manieren splitsen. Leg met behulp van de eieren uit dat je het getal 5 kan verdelen in 1 en 4, maar ook in 3 en 2 en dat we dit splitsen noemen. Als je één van de getallen al hebt, hoef je alleen nog maar te kijken naar hoeveel erbij moeten. Leg uit dat we dat aanvullen noemen. Laat daarna zien wat splitsen is door de 4 eieren op verschillende manieren over de twee manden te verdelen en de bijbehorende splitsingen in te vullen. Laat daarbij alle mogelijke splitsingen van het getal 4 zien. Leg vervolgens uit dat je splitsingen soms al in de afbeelding kunt zien doordat de verdeling van iets gekleurd is en dat je de getallen in een splitsing kunt omdraaien. Bespreek ook dat je de splitsing ook met een splitsdakje kunt opschrijven. Oefen samen het herkennen van de getallen in de afbeeldingen met kralen en bespreek met de leerlingen welke getallen zij kunnen omdraaien en hoe dit met een splitsdakje opgeschreven kan worden.
Leg leerlingen ook uit dat als de splitsing niet te zien is met kleuren, zij goed moeten tellen door eerst te kijken hoeveel ze hebben en vanaf daar verder te tellen. Oefen dit samen en controleer of leerlingen goed doortellen. Er zijn ook splitsingen waarbij je een getal ziet zonder voorwerpen. Leg hierbij uit dat leerlingen dan de splitsing dan in hun hoofd doen en laat leerlingen die dat nodig hebben oefenen met blokjes.

Controleer of de leerlingen begrijpen wat aanvullen en splitsen is door de volgende vragen te stellen:
- Wat betekent splitsen? En aanvullen?
- Kun je voordoen hoe je het getal 3 moet splitsen?
- Welke getallen kun je in een splitsing omdraaien?

Inoefening

De leerlingen oefenen het splitsen door eerst een splitsing in te vullen waarbij ze de getallen zien en de getallen kunnen omdraaien, dan zien ze het getal met voorwerpen waarbij ze kunnen doortellen en dan alleen het splitsen van een getal zonder dat deze zichtbaar is met voorwerpen.

Afsluiting

Controleer of de leerlingen het begrepen hebben door de blokjes te slepen en zo aan te vullen tot 5. Laat ze daarbij benoemen met hoeveel blokjes ze moeten aanvullen en toon vervolgens het juiste antwoord door het vakje uit te gummen. Geef dan elk tweetal een aantal blokjes om de splitsingen van 3 te oefenen. Ze kunnen ook met de andere splitsingen oefenen. Bespreek vervolgens nogmaals waarom het handig is om te kunnen splitsen en laat ze nog andere voorbeelden bedenken waarbij je dit nodig hebt.