8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
De leerlingen leren rekenen met rente met de rekenmachine. Daarnaast leren ze de rente van geldbedragen te vergelijken en nieuwe bedragen te berekenen.
Het is belangrijk om de rente uit te kunnen rekenen, omdat je dan zelf de beloning of de kosten kunt berekenen.
Laat de leerlingen de sommen met bedragen en percentages uitrekenen. Bespreek vervolgens na hoe de leerlingen de sommen hebben opgelost.
Leg uit dat je met rente te maken kunt krijgen als je gaat sparen of lenen. Vervolgens leg je uit hoe je het rentepercentage kunt berekenen. Laat zien dat je eerst 1% uitrekent van het bedrag en dit vervolgens vermenigvuldigt met het rentepercentage. Je kunt ook van het percentage een kommagetal maken en dit vermenigvuldigen met het bedrag. Het bedrag wat hier uit komt is het geld dat je verdient (bij sparen) of moet betalen (als je leent). Laat vervolgens de leerlingen de sommen maken. Vraag hoe zij dit berekend hebben. Laat hen daarna de onderdelen in de tabel uitrekenen waar een afdekvlak staat. Vervolgens leg je uit hoe je nieuwe bedragen uitrekent met rente. Laat zien dat je eerst 3% van 3000 uitrekent. Dit kun je doen door eerst 1% uit te rekenen en vervolgens te vermenigvuldigen met 3 en het antwoord bij het beginbedrag op te tellen. Maar je kunt ook van het percentage een kommagetal maken en dit vermenigvuldigen met het bedrag. Het antwoord tel je bij het beginbedrag op. Controleer met de sommen of de leerlingen het nieuwe bedrag met rente kunnen uitrekenen. Laat nu de som in de tabel zien. Leg uit dat je eerst de rente na 1 jaar uitrekent door eerst 1% van 3300 uit te rekenen. Vervolgens vermenigvuldig je dit getal met de rente (5%). De rente na 1 jaar is €165. Vervolgens tel je dit bij het oorspronkelijk bedrag op om het nieuwe saldo te krijgen. 3300 + 165 = €3465. Ook bij dit soort sommen kun je van het percentage een kommagetal maken en hier mee rekenen. Oefen samen met de leerlingen de som in tabelvorm. Daarna leg je uit dat de rentepercentages per bank kunnen verschillen. Laat in het voorbeeld van Ilse zien dat ze meer kan sparen als ze haar geld op een bank zet met een hoger rentepercentage. Gebruik het voorbeeld van Erwin en Timmie om te laten zien hoe je rentebedragen met elkaar kunt vergelijken. Zo krijgt Erwin 3% van €2800 = €84 rente. Timmie krijgt 4% van €2400 = € 96 rente. Timmie krijgt dus de meeste rente. Laat de leerlingen de volgende som maken en vraag hoe zij dit hebben berekend. Benadruk dat je zowel eerst naar 1% kunt rekenen als van het percentage een kommagetal kunt maken.
Controleer of de leerlingen kunnen rekenen met rente met de rekenmachine, door de volgende vragen te stellen:
- Wat is rente?
- Wanneer ontvang je rente?
- Wanneer betaal je rente?
De leerlingen maken eerst twee opgaven in verhaalvorm, waarbij ze de rente moeten berekenen. In de derde opgave maken ze de sommen in de tabel.
Bespreek met de leerlingen nogmaals het belang van het kunnen rekenen met rente. Als afsluiting draaien de leerlingen de draaischijf en rekenen de som uit die bij de kleur hoort. Daarna rekenen de leerlingen uit wie na 1 jaar een hoger bedrag heeft. Je gaat staan als je denkt dat Mark een hoger bedrag heeft en je blijft zitten als je denkt dat Ingrid een hoger bedrag heeft.
Laat leerlingen die moeite hebben met het berekenen van rente eerst oefenen met het uitrekenen van sommen met een eenvoudig percentage. Laat de leerlingen daarbij eerst naar 1% rekenen.
Gynzy maakt onderwijs makkelijker én leuker. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.