Rekenen met breuken

Algemeen

De leerlingen kunnen een deel, het ontbrekende deel, de breuk en/of het totaal van een aantal berekenen.

Belang

Het is handig om dit te leren omdat je zo kunt uitrekenen hoeveel het deel, het ontbrekende deel, de breuk of het totaal is.

Introductie

Laat de leerlingen de breuken zo ver mogelijk vereenvoudigen.

Instructie

Bespreek het belang van het kunnen rekenen met breuken met aantallen. Herhaal kort met de leerlingen dat een breuk uit een teller en een noemer bestaat. Vervolgens herhaal je de instructies voor het berekenen van een deel, het ontbrekende deel en het totaal. Laat zien hoe je de sommen moet oplossen. Maak de som met de vissen samen. Je kunt de stappen laten zien, door de afdekvlakken weg te slepen. Controleer met de volgende sommen of de leerlingen kunnen rekenen met breuken met aantallen.

Controleer of de leerlingen kunnen rekenen met breuken met aantallen door de volgende vraag te stellen:
- Welke stappen gebruik je om breuken met aantallen uit te rekenen?

Inoefening

Eerst oefenen de leerlingen met een opgave waarbij ze de juiste getallen in de tabellen slepen. Bij de tweede opgave vergelijken ze de breuken en in de derde opgave oefenen ze met rekenen met welk deel 'de rest' is.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen nogmaals het belang van het kunnen rekenen met breuken met aantallen. Als afsluiting kun je de leerlingen in tweetallen de juiste getallen laten uitrekenen die in de kolommen moeten staan.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben eerst oefenen met sommen waarin maar 1 stap hoeft te worden uitgerekend. Dus alleen een deel, alleen de breuk, alleen het ontbrekende deel of alleen het totaal. Oefen vervolgens dit onderdeel waar de leerlingen nog moeite mee hebben.

Instructiemateriaal

In de les kunnen 'echte materialen' gebruik worden om te verdelen, zoals een taart of cake.