8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
De leerlingen leren om te rekenen en te vergelijken met bedragen en verhoudingen.
Het is handig om dit te kunnen, omdat je dan kunt uitrekenen hoeveel bijvoorbeeld iets kost in verhouding met het aantal dat je koopt. Daarnaast kun je meerdere bedragen vergelijken en bepalen wat goedkoper is.
Laat de leerlingen op tempo de keersommen uitrekenen. Vervolgens laat je ze op dezelfde manier de helft berekenen.
Vertel dat Toon 2000 gram mandarijnen wil kopen. Laat zien dat 500 gram mandarijnen € 1,10 kost. 500 gram past vier keer in 2000 gram. Je moet dus de €1,10 ook keer vier doen om te weten hoeveel 2000 gram mandarijnen kost. Maak samen met de leerlingen de volgende som. Controleer vervolgens of de leerlingen de sommen zelfstandig kunnen oplossen. Je gaat 4 planken kopen. Benadruk dat je de planken zo goedkoop mogelijk gaat kopen. Laat zien dat het ene kind de planken los koopt en dus duurder uit is dan het kind dat de planken per 3 koopt + 1 losse plank.
Los nu samen met de leerlingen de som met de 8 planken op. Vervolgens maken de leerlingen de som met het hondenhok. Bespreek het begrip 'In verhouding'. Geef aan dat het betekent dat je iets met elkaar gaat vergelijken om te bepalen welke het goedkoopst is. Om te kunnen vergelijken probeer je uit te rekenen hoeveel 1 deel kost. Laat het voorbeeld van de planken zien en leg uit dat je van beide winkels gaat uitrekenen hoeveel 1 plank kost. Leg uit dat je het bedrag gaat delen door het aantal planken. Bij 'Eigen houtje' wordt de som: 10 : 5 = 2. 1 plank kost dus €2,-. Bij 'Houten' wordt de som: 6,75 : 3 = 2,25. 1 plank kost dus €2,25. Benadruk dat 'Eigen houtje' per plank in verhouding het goedkoopst is. Het is in verhouding, omdat je de planken niet los kunt kopen. Doorloop samen met de leerlingen de stappen bij de som met de taarten. Vervolgens maken de leerlingen een aantal sommen, waarin ze moeten bepalen welke winkel in verhouding het goedkoopst is.
Controleer of de leerlingen kunnen rekenen en vergelijken met bedragen en verhoudingen, door de volgende vragn te stellen:
- Wanneer heb je het nodig om te kunnen rekenen met bedragen en verhoudingen?
- Wat betekent 'in verhouding'?
In de eerste opgave is een meerkeuze som, waarin de leerlingen moeten uitrekenen hoeveel ze moeten betalen. De tweede opgave is een invulopgave. Bij de derde opgave moeten de leerlingen zo goedkoop mogelijk koekjes kopen.
Je bespreekt met de leerlingen nogmaals dat het belangrijk is om te kunnen rekenen en vergelijken met bedragen en verhoudingen, omdat je dan kunt uitrekenen hoeveel bijvoorbeeld iets kost in verhouding met het aantal dat je koopt en je kunt bepalen wat goedkoper is. Als afsluiting laat je de leerlingen in groepjes het rekenraadsel oplossen.
Leerlingen die moeite hebben met het rekenen en vergelijken met bedragen en verhoudingen kunnen eerst oefenen met vermenigvuldigen met geldbedragen, waarbij de kommagetallen eenvoudig zijn gehouden.
Gebruik materiaal (bijvoorbeeld MAB) om de verhouding tussen het bedrag en de hoeveelheid duidelijk te maken.
Eventueel oefengeld.
Gynzy maakt onderwijs makkelijker én leuker. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.