Rekenen met aanbiedingen in geldcontext

Algemeen

Leerlingen kunnen rekenen aanbiedingen in een geldcontext.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het handig is om met verschillende aanbiedingen te kunnen rekenen, zodat je weet hoeveel je moet betalen bij een aanbieding of hoeveel je bespaart.

Introductie

Laat op het digibord kassabonnen zien waarop de oude prijs en de korting staat weergegeven. Leerlingen rekenen uit wat de nieuwe prijs is.

Instructie

Vraag eerst welke soorten aanbiedingen leerlingen al kennen. Laat daarna een aantal voorbeelden van aanbiedingen zijn. Bespreek de aanbieding: 3 halen, 1 betalen. Leg uit dat wanneer je 3 dvd's haalt, je er slechts 1 hoeft te betalen. Dit betekent dus wanneer je 6 dvd's haalt, je er 2 moet betalen. Als je wilt weten hoeveel 1 dvd kost, bereken je eerst hoeveel je moet betalen met de aanbieding. Dit is € 24. Dit deel je door het aantal dvd's. Bespreek een andere aanbieding: 2e paar gratis. Ook bij deze aanbieding leg je uit wat het betekent en laat zien hoe je berekent wat je voor 1 paar schoenen moet betalen. Deel het totaalbedrag door 2. Geef aan dat je ook een besparing kunt berekenen. Geef aan dat je eerst de prijs berekent zonder de aanbieding, vervolgens met de aanbieding. Het verschil hiertussen laat zien hoeveel je bespaart. Laat leerlingen de volgende sommen uitrekenen en vraag hoe zij dit gedaan hebben. Daarna leg je uit dat je 2 aanbiedingen bij verschillende winkels met elkaar kunt vergelijken. Zo weet je welke aanbieding het voordeligst is. Bereken voor beide winkels de prijs uit. Laat de leerlingen vervolgens de sommen maken. Geef aan dat je kunt vergelijken in welke winkel een product het goedkoopst of het duurst is. Dit doe je door de prijs te berekenen van het product in verschillende winkels. Kijk goed welke aanbiedingen er bij de winkels zijn. Reken uit hoe duur het ene product is, reken daarna uit hoe duur het andere product is en vergelijk beide prijzen. Je kunt ook meerdere winkels ordenen van goedkoopst naar duurst. Ook hierbij bereken je eerst de prijzen uit in alle winkels. Vervolgens kun je deze prijzen ordenen. Laat de leerlingen oefenen met het vergelijken van aanbiedingen. Ze moeten aangeven bij welke winkel het product het goedkoopst is en waar het product het duurst is. Vervolgens wordt er aangegeven in welke winkel het product het goedkoopst is. De leerlingen moeten uitrekenen of deze uitspraak klopt. Vraag de leerlingen hoe zij dit gedaan hebben.

Controleer of de leerlingen aanbiedingen kunnen berekenen, door de volgende vragen te stellen:
- Waarom is het handig om te kunnen rekenen met aanbiedingen?
- Welke stappen neem je om te bepalen in welke winkel een product het goedkoopst is?

Inoefening

Laat leerlingen eerst oefenen met het berekenen van een prijsbesparing. Daarna oefenen ze met het berekenen in welke winkel het product het goedkoopst is. Daarbij kunnen ze kiezen uit twee winkels. Vervolgens moeten ze drie winkels in de juiste volgorde van goedkoop naar duur zetten.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om te kunnen rekenen met verschillende aanbiedingen, zodat je weet hoeveel je moet betalen of hoeveel je bespaart. Deel vervolgens A4-papier uit en laat vervolgens de leerlingen in groepjes een folder maken met zelfbedachte aanbiedingen. Controleer of de leerlingen kunnen rekenen met verschillende aanbiedingen door hen in groepjes elkaars aanbiedingen te laten uitrekenen.
Vervolgens kun je de leerlingen nog een som laten maken, waarbij ze de ijsjes moeten ordenen van goedkoopst naar duurst.

Aandachtspunten

Leerlingen die moeite hebben met het berekenen van aanbiedingen, oefenen wat de verschillende aanbiedingen precies betekenen. Oefen dit met eenvoudige voorbeelden met lage geldbedragen.

Instructiemateriaal

A4-papier waarmee leerlingen een folder met aanbiedingen maken.