Optellen met hele bedragen t/m 100 euro

Algemeen

Leerlingen leren optellen tot en met 100 euro met hele bedragen.

Belang

Het is handig als je kunt optellen met bedragen. Zo weet je hoeveel geld je in totaal hebt gespaard.

Introductie

Laat de leerlingen bepalen welk bedrag er ligt.

Instructie

Tijdens deze instructie kun je de leerlingen een muntenbakje geven, zodat ze meteen alle bedragen op hun tafel kunnen leggen en zo direct de stappen met de munten mee kunnen oefenen. Herhaal kort het euroteken. Leg uit dat je bij het optellen met hele bedragen eerst gaat tellen hoeveel je hebt. In dit geval is dat 15 euro. Vervolgens tel je hoeveel erbij komt. Dat is 22 euro. Laat zien dat je nu de som 15 euro + 22 euro kunt maken. Reken nu de som uit door eerst de tientallen bij elkaar op te tellen en vervolgens de eenheden bij elkaar op te tellen. Daarna tel je de uitkomsten bij elkaar op voor het antwoord. Gebruik bij de volgende som de stappen om samen met de leerlingen de hele bedragen bij elkaar op te tellen. Daarna laat je de leerlingen twee sommen zelfstandig maken. Laat de som met de hoed en de sjaal zien. Leg uit dat je deze twee dingen gaat kopen. Eerst maak je weer de optelsom: 47 + 25. Vervolgens reken je deze uit. Oefenen samen met de leerlingen de som met de jas en de broek. Daarna maken de leerlingen weer twee sommen zelfstandig. Leg uit hoe je de som € 33 + € 47 uitrekent door eerst de tientallen bij elkaar op te tellen en dan de eenheden. In je hoofd kun je eventueel de munten en biljetten erbij denken. De volgende twee sommen maken de leerlingen zelfstandig. Laat de prijslijst van de snackbar zien. Leg uit dat je eerst leest wat je gaat kosten. In dit geval een broodje en een bakje friet. Vervolgens haal je de bedragen uit de prijslijst en tel je ze bij elkaar op. Daarna laat je de leerlingen uitrekenen wat het kost als ze twee dingen bij de snackbar kopen.

Controleer of de leerlingen kunnen optellen tot en met 100 euro met hele bedragen met de volgende vraag:
- Waarom is het handig om te kunnen optellen met geld?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met een opgave het optellen tot en met 100, met euro's die ze kunnen tellen. Bij de volgende opgave krijgen ze alleen het aantal euro's in getallen te zien. Bij de derde opgave zien ze een prijslijst en moeten ze uitrekenen hoeveel ze moeten betalen.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen het belang van het kunnen optellen tot en met 100 euro met hele bedragen. Als afsluiting kun je de leerlingen een prijslijst laten maken van hun eigen winkeltje. Vervolgens laat je de leerlingen bij elkaar twee spullen kopen.

Aandachtspunten

Leerlingen die moeite hebben met het optellen van geldbedragen tot en met 100 euro met hele bedragen, kunnen gebruikmaken van een geldbakje. Laat hen eerst een geldbedrag neerleggen wat ze al hebben. Vervolgens leggen ze het geld neer wat erbij komt. Laat ze nu het geld bij elkaar optellen. Oefen dit eerst tot en met 20 euro.

Instructiemateriaal

Geldbakjes met muntstukken van 1 en 2 euro en biljetten van 5, 10, 20 en 50 euro.