Optellen en aftrekken met mg, g en kg

Algemeen

Leerlingen leren het optellen en aftrekken van milligram, gram en kilogram.

Belang

Het is handig om gewicht op te kunnen tellen en af te kunnen trekken, omdat je zo bijvoorbeeld weet hoeveel suiker je in totaal hebt of hoeveel je over houdt.

Introductie

Laat de leerlingen de grammen omrekenen naar milligram en andersom.

Instructie

Herhaal kort het metriek stelsel en het omrekenen van verschillende gewichten. Leg uit dat je bij een sprong naar links je het getal deelt door 10. Je kunt ook in één keer een sprong van milligram naar gram maken of van gram naar kilogram. Je deelt dan door 1000. Laat aan de hand van een voorbeeld zien hoe je gewichten bij elkaar optelt. Eerst reken je één van de gewichten om naar het juiste gewicht. In het voorbeeld reken je 2000 gram om naar kilogram. Je deelt dus door 1000. Dit is 2 kilogram. Vervolgens kun je de getallen optellen. Laat de leerlingen hiermee oefenen. Vervolgens leg je uit dat je ook sprongen naar rechts kunt maken. Per sprong vermenigvuldig je met 10. Je kunt ook met 1000 vermenigvuldigen als je van gram naar milligram rekent of van kilogram naar gram. Laat met behulp van het voorbeeld zien hoe je eerst de 6 gram omrekent naar milligram. Vervolgens kun je de milligrammen optellen. Laat de leerlingen hiermee oefenen en controleer of ze de sommen kunnen uitrekenen. Geef aan dat je minsommen op dezelfde manier kunt uitrekenen. Eerst reken je het gewicht om en vervolgens haal je de gewichten van elkaar af. Laat de leerlingen hiermee oefenen en controleer of ze de sommen kunnen uitrekenen. Laat de verhaalsom zien. Begin eerst met de getallen uit het verhaal te halen. De kat weegt 4,5 kilogram en het konijn weeg 1000 gram. Kijk nu in welke gewichtsmaat je het antwoord moet geven. Benadruk dat je dus goed moet opletten welke gewichtsmaten de getallen in het verhaal hebben en of je moet vermenigvuldigen of delen om bij de gewichtsmaat van het antwoord te komen. Reken eerst het gewicht van de kat om naar gram en tel vervolgens beide getallen bij elkaar op. De volgende twee sommen maken de leerlingen weer zelfstandig.

Controleer of de leerlingen milligram, gram en kilogram kunnen optellen en aftrekken, door de volgende vragen te stellen:
- Welke stappen gebruik je om kilogram en gram bij elkaar op te tellen?
- Welke stappen gebruik je om gram en milligram van elkaar af te trekken?
- Waar let je op bij het invullen van het antwoord op de som? (In welke gewichtsmaat je het antwoord moet geven)

Inoefening

De leerlingen maken eerst een opgave met visuele ondersteuning. De tweede opgave is een kale som. De derde opgave is een verhaalsom, waarbij het antwoord in dag gegeven moet worden.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen het belang van het kunnen optellen en aftrekken van milligram, gram en kilogram. Als afsluiting kun je de leerlingen de verschillende gewichten laten slepen om een som te vormen en deze vervolgens uit te rekenen.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het optellen en aftrekken van milligram, gram en kilogram, eerst oefenen met het omzetten van de verschillende gewichtsmaten. Vervolgens laat je ze makkelijke getallen van verschillende gewichten bij elkaar optellen en van elkaar aftrekken.

Instructiemateriaal

Eventueel een blad met daarop het metriek stelsel van gewicht.