Omzetten van eenvoudige breuken en percentages

Algemeen

Leerlingen leren het omzetten van eenvoudige breuken en percentages.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het handig is om percentages te kunnen omzetten naar breuken en andersom, zodat je weet welke percentages en breuken hetzelfde betekenen. Als je bijvoorbeeld weet dat 20% van de zwembadgasten een ijsje eet, dan weet je dat dit hetzelfde is als 1//5 deel.

Introductie

Op het digibord staan een aantal vragen. Als de leerlingen denken dat je de vraag moet beantwoorden met meer, dan gaan ze staan. Denken ze dat het minder is, dan gaan ze zitten.

Instructie

Op het digibord is een strook die bestaat uit tien delen. De volledige strook is 100%, het gekleurde gedeelte is 30%. Vervolgens kun je het percentage omzetten naar een breuk. Dit kan daarna worden vereenvoudigd. Dit doe je door de teller en de noemer te delen door hetzelfde getal. Laat de leerlingen oefenen met het omzetten van percentages naar breuken. Vervolgens geef je aan dat je breuken ook kunt omzetten naar percentages. De hele strook is weer 100% en nu is 4//5 deel gekleurd. Om het bijbehorende percentage te berekenen, deel je de teller door de noemer. Dit antwoord vermenigvuldig je met 100. Laat de leerlingen oefenen met het omzetten van breuken naar percentages.
Je kunt percentages ook omzetten naar breuken zonder visuele ondersteuning. Zet de breuk eerst om naar een honderdste breuk (80//100). Vervolgens kun je deze breuk vereenvoudigen door de teller en noemer te delen door hetzelfde getal. Daarnaast kun je een breuk omrekenen naar een percentage. Dit doe je door van de breuk een honderdste breuk te maken (60//100). De teller geeft dan het juiste percentage aan. Laat de leerlingen oefenen met het omzetten van percentages naar breuken en andersom.
Tot slot leg je uit hoe je verhaalsommen kunt oplossen. Ga eerst na of je iets moet omzetten naar een breuk of naar een percentage. Vervolgens kun je het percentage of de breuk omrekenen. Laat de leerlingen oefenen met een aantal verhaalsommen.

Om te controleren of leerlingen percentages kunnen omzetten naar breuken en andersom, kun je de volgende vragen stellen:
- Hoe zet jij een percentage om naar een breuk?
- Hoe zet jij een breuk om naar een percentage?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met het omzetten van een breuk naar een percentage, waarbij er een visuele ondersteuning zichtbaar is. Vervolgens zetten ze een percentage om naar een breuk zonder visuele ondersteuning. Tot slot zetten ze een breuk om naar een percentage bij een verhaalsom.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om percentages naar breuken om te zetten en andersom, zodat je weet welke percentages en breuken hetzelfde betekenen. Vervolgens laat je een aantal percentages en breuken zien. De leerlingen geven aan welke breuken en percentages bij elkaar horen. Benadruk dat er soms meerdere breuken horen bij hetzelfde percentage. Trek een lijn tussen de percentages en breuken die bij elkaar horen.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het omzetten van percentages naar breuken en andersom eerst oefenen met het bepalen van de breuken die horen bij breukenstroken. Benadruk dat een strook die volledig gekleurd is hetzelfde is als 100%. Vervolgens oefenen ze met het omzetten van breuken (eenvoudige breuken zoals: 1//4, 1//5, 1//8 en 1//10) naar percentages. Laat hen ook oefenen met het weergeven van het percentage in een breukenstrook (eenvoudige percentages zoals 20%, 25%, 50% en 75%). Vervolgens kunnen ze oefenen met het omzetten van deze percentages naar breuken.