Verschillende manieren van taalgebruik
8.000 scholen gebruiken Gynzy
92.000 leerkrachten gebruiken Gynzy
1.600.000 leerlingen gebruiken Gynzy
Leerlingen leren wat letterlijk en figuurlijk taalgebruik is en deze vormen te onderscheiden.
Het is belangrijk om letterlijk en figuurlijk taalgebruik te herkennen en kunnen onderscheiden van elkaar, om beter te begrijpen wat er bedoeld wordt.
Laat de leerlingen nadenken over het plaatje ‘vlinders in de buik’: wie heeft dat wel eens gehad, vlinders in z’n buik? Heb je dan echte vlinders in je buik? Wat betekent dat dan? Sleep het afdekvlak weg voor het antwoord.
Laat de zinnen zien (waarin figuurlijk taalgebruik zit). Bespreek met de leerlingen wat deze zinnen betekenen.
Bespreek dat de les gaat over letterlijk en figuurlijk taalgebruik en wat het doel is.
Leg het verschil uit tussen letterlijk en figuurlijk aan de hand van het voorbeeld ‘dat komt voor de bakker’.
Bespreek waarom het belangrijk is om te weten wat figuurlijk taalgebruik is. Sleep het afdekvlak weg voor een woordgrapje.
Vraag ook waarom zij denken dat figuurlijk taalgebruik bestaat. Leg dan uit dat je het kunt gebruiken om je uit te drukken en te overdrijven.
Bespreek het voorbeeld (het regent bakstenen). Vraag de leerlingen klassikaal welke van de twee het spreekwoord weergeeft en welke dus letterlijk en figuurlijk is.
Leg uit dat ze dit ook zelf gaan maken. Deel voor elk groepje 2 vellen papier en 1 zin met figuurlijk taalgebruik uit (zie materialen). Laat de groepjes twee tekeningen maken die bij deze zin horen: één voor de letterlijke, en één voor de figuurlijke betekenis.
Hang de tekeningen op in de klas en laat de leerlingen raden welke figuurlijk en welke letterlijk getekend is. Laat eventueel ook raden om welk spreekwoord, gezegde of uitdrukking het gaat.
Leg uit dat sommige vormen van figuurlijk taalgebruik, zoals op het puntje van de stoel zitten, letterlijk opgevat en gebruikt kunnen worden.
Vraag wat de leerlingen geleerd hebben en waarom dit belangrijk is. Vraag welke spreuken nog bij de leerlingen zijn bijgebleven en eventueel welke ze zelf in de toekomst zullen gebruiken.
Ten slotte worden nog een paar doordenkvragen gesteld waar je met de leerlingen het antwoord op kan vinden. Ze gaan over het vinden van de figuurlijke betekenis. Eventueel kun je dit met ze gaan oefenen.
Als extraatje kun je met de leerlingen nog wat spreekwoorden, uitdrukkingen of gezegdes raden. Er zijn in totaal 9 afbeeldingen.
Inoefening
• Grote vellen wit papier, 2 per groepje
• Kaartjes met figuurlijk taalgebruik erop, 1 per groepje, voorbeelden:
• Zij zit tijdens de voorstelling op het puntje van haar stoel.
• De appel valt niet ver van de boom.
• Een speld in een hooiberg zoeken.
• Kinderen die vragen worden overgeslagen.
• Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
• Als er een schaap over de dam is, volgen er meer.
• Zij lijken op elkaar als twee druppels water.
• Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
• Met de deur in huis vallen.
• Dat loopt als een trein.
• Ze valt met haar neus in de boter.
• Hij zit met zijn handen in het haar.
• Dat is hem met de paplepel ingegeven.
• De bloemetjes buiten zetten.
• Lachen als een boer met kiespijn.
• Een hart van steen hebben.
• Niet geschoten is altijd mis.
• De beste stuurlui staan aan wal.
Suggestie
Voor de suggestie zijn geen materialen nodig.
Gynzy maakt onderwijs makkelijker én leuker. Versterk je onderwijs met kant-en-klare lessen, activiteiten en hulpmiddelen. Hiermee bespaar je tijd die je weer in kunt zetten waar het er echt toe doet: voor de klas.
Gynzy geeft leerkrachten weer tijd om les te geven.