Koppelen van analoge klokken aan digitale klokken met lage tijden met minuten

Algemeen

De leerlingen leren om analoge klokken te koppelen aan digitale klokken met lage tijden met minuten en andersom.

Belang

Het is belangrijk dat je analoge en digitale klokken met lage tijden met minuten kunt koppelen, omdat je zo op verschillende manieren dezelfde of andere tijden kunt aflezen en zetten.

Introductie

Laat de leerlingen aangeven hoe laat het is op de analoge en digitale klokken met lage tijden met minuten. Bespreek kort de wijzers van de analoge klok en de cijfers van de digitale klok.

Instructie

Bespreek het belang van het kunnen koppelen van de analoge klok aan de digitale klok met lage tijden met minuten. Leg uit dat de minuten van de analoge klok overeenkomen met de minuten in lage uren op de digitale klok. Dus 3 minuten over 1 's nachts op de analoge klok is 01:03 uur. 3 minuten over 2 's nachts is op de analoge klok is 02:03 enzovoorts. Herhaal met de leerlingen de analoge en digitale minuten op de klok. Laat zien hoe de minuten van de digitale klok optellen tot en met 60 (00), terwijl de minuten van de analoge klok afhankelijk zijn van de plek van de grote wijzer. Benadruk dat je bij tijden voor heel of over half je de minuten terugtelt. Dus 4 minuten voor half 4 is op de digitale klok dus 3:26. Vervolgens laat je de leerlingen de juiste digitale klok bij de analoge klok slepen. Controleer met de volgende sommen of de leerlingen de analoge en digitale klokken met lage tijden met minuten kunnen koppelen en andersom. Vervolgens laat je de leerlingen sommen maken, waarbij ze twee antwoorden moeten geven. Door de vakjes weg te krassen kun je de goede antwoorden laten zien. Daarna laat je, op basis van de analoge klok, de digitale klok zetten en andersom. Bij deze oefening kun je ook gebruik maken van de oefenklokken en digitale klokjes in de klas, zodat alle leerlingen de tijd op hun eigen klok kunnen zetten. Leg uit dat je bij een verhaalsom goed moet opletten hoeveel antwoorden je moet geven. Dit kunnen er twee maar soms ook drie zijn. Controleer met de volgende som of de leerlingen kunnen bepalen op welke tijden Irma sliep. Benadruk dat de leerlingen goed moeten kijken hoeveel antwoorden ze moeten geven.

Controleer of de leerlingen de analoge klokken kunnen koppelen aan digitale klokken met lage tijden met minuten door de volgende vraag te stellen:
- Waarom zeg je niet 15 minuten over 9 of 30 minuten over 3? (Je zegt dan kwart over 9 en half 3.)

Inoefening

Eerst gaan de leerlingen aan de slag met het koppelen van de digitale klok aan de juiste analoge klok met dezelfde tijd. In de tweede opgave moeten ze aangeven welke tijden dezelfde tijd aangeven als de analoge klok. De derde opgave is een verhaalsom, waarbij meerdere antwoorden gegeven moeten worden.

Afsluiting

Bespreek nogmaals met de leerlingen het belang van het koppelen van analoge klokken aan digitale klokken met lage tijden met minuten. Als afsluiting is er een spel. In dit spel kies je eerst of je begint met de tijd op de analoge of digitale klok. Dit kun je doen door het afdekvlak omhoog of omlaag te schuiven. Laat nu een tijd op de klok zetten. Vervolgens laat je op de pijl van de draaischijf tikken om de hem te laten draaien. Het cijfer waar hij op stopt is het aantal minuten dat je bij de tijd op de klok optelt of eraf haalt.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het koppelen van analoge klokken aan digitale klokken met lage tijden met minuten eerst de minuten op de analoge en digitale klok aflezen en zetten. Leg daarbij de betekenis van de wijzers van de analoge klok en de positie van de cijfers op de digitale klok nog een keer uit. Laat zien waar de uren staan en waar de minuten staan. Eventueel kunnen leerlingen in duo's met elkaar oefenen met het aangeven en aflezen van een analoge en digitale klok.

Instructiemateriaal

analoge oefenklokken, digitale oefenklokken.