Kennen van referentiematen van snelheid

Algemeen

De leerlingen leren het schatten met snelheid in km/u.

Belang

Het is handig om dit te leren, omdat je zo kunt schatten hoelang je ongeveer onderweg bent, welke afstand je ongeveer hebt afgelegd of met welke snelheid je ongeveer hebt gereden.

Introductie

De leerlingen herhalen de begrippen kilometer en uur met behulp van een aantal stellingen. Als de stelling waar is ga je staan, als de stelling niet waar is blijf je zitten.

Instructie

Bespreek het belang van het kunnen schatten met snelheid in km/u. Leg uit dat snelheid wordt aangegeven in kilometers per uur. Afgekort wordt kilometer per uur opgeschreven als km/u. Laat de leerlingen schatten hoeveel km/u Jerry loopt. Laat de leerlingen ook schatten hoeveel km/u Jerry zou afleggen als hij zou gaan rennen. Vraag vervolgens of dit bijvoorbeeld 50 km/u kan zijn. Laat dan de leerlingen schatten hoeveel km/u de auto rijdt. Bespreek dat het km/u kan verschillen, omdat het afhankelijk is van waar de auto rijdt. Zo zal hij op de snelweg 120 km/u rijden en in de stad maar 50 km/u. Laat vervolgens de plaatjes van langzaam naar snel zetten door ze te slepen. Bij de volgende som laat je de plaatjes in het juiste vak met het geschatte aantal km/u slepen. Controleer met de meerkeuzevragen of de leerlingen de snelheid in km/u kunnen schatten. Laat de verhaalsom zien en vraag aan de leerlingen of ze kunnen schatten welke afstand iemand loopt. Leg uit dat je ongeveer 5 km/u loopt. Dus in 4 uur (5 × 4 = 20) loop je ongeveer 20 kilometer. Vervolgens maken de leerlingen de som met de trein, waarbij ze moeten uitrekenen hoelang de trein onderweg is.

Controleer of de leerlingen kunnen schatten met snelheid in km/u, door de volgende vraag te stellen:
- Hoe schat je een snelheid in km/u?

Inoefening

In de eerste opgave schatten de leerlingen welke snelheid er bij de roeiboot hoort. Bij de tweede opgave slepen de leerlingen de plaatjes in de juiste kolom. In de derde opgave schatten ze hoeveel km Karel heeft gestept.

Afsluiting

Bespreek nogmaals het belang van het kunnen schatten met snelheid in km/u. Vervolgens laat je de leerlingen in tweetallen overleggen. Ze moeten aan elkaar uitleggen hoe Jan en Judith hebben gereisd.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het schatten met snelheid met km/u eerst oefenen met het schatten van de snelheid van verkeersdeelnemers. Bepaal vervolgens wie langzamer of sneller is. Laat zien dat je in 1 uur 5 kilometer kunt lopen. Hoeveel kun je dan ongeveer lopen in 2 uur? Oefenen dit soort sommen met dubbelen en halveren.