Herkennen van groot en klein

Algemeen

De leerlingen leren het herkennen van groot en klein.

Introductie

Vraag eerst aan de leerlingen wat ze hier zien. Vraag daarna aan de leerlingen hoe ze zien wat de kalfjes zijn en wat de mama koe is. Werk in het gesprek toe naar het verschil tussen klein en groot.

Instructie

Bespreek met de leerlingen dat Virko een doos nodig heeft voor zijn speelgoed. Hij heeft erg veel speelgoed, dus moet hij de grootste doos hebben. De rechter doos is het grootst, dus daar zal het meeste speelgoed in passen. De linker doos is het kleinst, dus die is minder geschikt omdat daar minder speelgoed in past. Bespreek vervolgens samen met de leerlingen wat de grootste emmer is. Hoe kun je dat zien? En wat is de kleinste emmer? Laat hierna de leerlingen zelf het grootste en kleinste schaap uitkiezen. Bespreek daarna dat de ladders op volgorde moeten worden gezet van klein naar groot. Dus klein staat links (speel hierbij eventueel de luidspreker af) en groot staat rechts. Werk van links naar rechts. Wat is de kleinste tulp? Zet die helemaal links neer. Wat is nu de grootste tulp? Ga zo door tot je ze allemaal hebt. Laat de leerlingen het vervolgens zelf doen bij de tubes zonnebrand. Bespreek dan samen dat je ze ook op volgorde kunt zetten van groot naar klein en zet weer dezelfde stappen als bij van klein naar groot, maar begin dit keer bij groot.

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met het herkennen van de kleinste strandstoel. Daarna met het op volgorde zetten van klein naar groot en ten slotte met het op volgorde zetten van groot naar klein.

Afsluiting

Laat de leerlingen Virko helpen de grootste bijl en de kleinste schroevendraaier uit te kiezen.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met het herkennen van de grootste en de kleinste laat ze dan eerst oefenen met twee voorwerpen. Wat is hier de grootste en welke is de kleinste? Wanneer ze dit onder de knie hebben kan er geoefend worden met 3 en ten slotte 4 voorwerpen.