Herkennen van alle kleuren

Algemeen

Leerlingen leren alle kleuren herkennen.

Introductie

Laat leerlingen de kleuren van de regenboog zien en vraag welke kleuren ze al kennen.

Instructie

Laat alle kleuren aan de leerlingen zien. Bespreek ook de voorwerpen die deze kleur (kunnen) hebben en vraag of ze de kleur ook kunnen vinden in de klas. Laat de leerlingen daarna de kleuren benoemen en aanwijzen die zij in de praatplaat zien. Geef vervolgens de opdracht om voorwerpen in te kleuren en om hun eigen schilderij te maken. Vraag daarbij welke kleuren ze gebruiken. Laat tot slot een leerling een getal uitkiezen en beluister de bijbehorende luidspreker. Geef de leerling de opdracht om alle vakjes met het gekozen getal in te kleuren met de desbetreffende kleur. Help de leerlingen eventueel als ze de getallen nog niet goed kennen. Doe dit tot alle nummers zijn ingekleurd.

Inoefening

Bij de eerste meerkeuze opgave selecteren leerlingen de juiste kleur. Bij de tweede opgave moeten leerlingen het grijze voorwerp kiezen. In de derde meerkeuzevraag wordt aan de leerlingen gevraagd welke kleur zij zien.

Afsluiting

Oefen de kleuren door middel van de joggen & flits filmpjes. In het eerste filmpje worden enkel gekleurde verfspetters getoond en in het tweede filmpje wordt geoefend met realistische voorwerpen in verschillende kleuren.
Daarna kan eventueel nog geoefend worden met een andere praatplaat.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het herkennen van kleuren extra oefenen met de kleurplaat op pagina 10 en verander daarbij eventueel de getallen. Wanneer leerlingen een getal hebben uitgekozen en de luidspreker hebben beluisterd, kan daarnaast gevraagd worden of zij deze kleur kunnen koppelen aan een voorwerp in de klas of aan de kleding die de leerling aan heeft.

Instructiemateriaal

Realistische voorwerpen in de kleuren rood, blauw, geel, groen, wit, zwart, oranje, paars, bruin, roze en grijs.