Berekenen van het totaal met een breuk

Algemeen

De leerlingen kunnen het totaal berekenen aan de hand van een gegeven aantal en een breuk.

Belang

Het is handig om dit te leren, omdat je zo met een breuk kunt uitrekenen hoeveel het totaal is.

Introductie

De leerlingen benoemen de breuk aan de hand van de breukencirkel.

Instructie

Bespreek kort dat een breuk uit een teller en een noemer bestaat. Laat de som zien en vertel dat 1//8 deel van de auto's rood is. Om te weten te komen hoeveel auto's er in totaal zijn, moet je naar de hele breuk toe. Laat zien dat je dus vermenigvuldigt met 8 om 8//8 te kijken. Benadruk dat je de hoeveelheid (4) dus ook keer 8 moet doen. In totaal zijn er dus 32 auto's. Doorloop samen met de leerlingen de stappen bij de som met de taart en de aardbeien. Controleer met de volgende twee sommen of de leerlingen het totaal met een breuk kunnen uitrekenen met de breukenstrook erbij. Vervolgens leg je uit hoe je een som in een verhaalvorm aanpakt. Benadruk dat je eerst de getallen uit het verhaal haalt om de som te maken.

Controleer of de leerlingen het totaal met een breuk kunnen berekenen, door de volgende vraag te stellen:
- Welke stappen gebruik je om het totaal met een breuk te berekenen?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met een meerkeuze opgave met de breukenstrook, vervolgens oefenen ze met een invulvraag met de breukenstrook. Als laatste krijgen ze een som in een verhaalvorm.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen nogmaals het belang van het kunnen berekenen van het totaal met een breuk. Als afsluiting oefenen de leerlingen nog met 2 sommen.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met berekenen van het totaal met een breuk eerst oefenen met eenvoudige breuken. Teken eventueel een strook om het visueel te maken.