Berekenen van een deel met een eenvoudig percentage

Algemeen

De leerlingen leren $een deel berekenen met eenvoudige percentages$ (1%, 10%, 20%, 25%, 50% en 75%) met getallen tot 1000.

Belang

Het is belangrijk voor de leerlingen om met een percentage te kunnen berekenen hoeveel het deel is. Dit doel bevat alleen eenvoudige percentages, dus het is ook een opstap voor de complexere percentages.

Introductie

Je oefent verhoudingen met oranje en blauwe vierkanten. Je vraagt hoe vaak het kleine vierkant in het grote vierkant past. Bespreek hierbij de manier waarop de leerlingen hun antwoorden hebben bepaald.

Instructie

Je begint bij de oefeningen met visuele ondersteuning. Daarbij leg je uit dat je een deel kunt berekenen door te bepalen hoe vaak een percentage in het totaal past en dat je daar vervolgens een deelsom van maakt. Bijvoorbeeld 50% past 2 keer in 100, dus deel je het totale aantal door 2. Zo komen ook de percentages 10%, 20%, 25% en 75% aan bod. Bespreek al deze percentages. Laat de leerlingen verwoorden welke deelsom je maakt. Benoem steeds dat het totaal 100% is en dat je eerst uit moet rekenen hoevaak het percentage in 100 past. Je controleert steeds met een oefening of de leerlingen deze instructie volgen.
Dezelfde instructie kun je herhalen/geven zonder visuele ondersteuning of met verhaalsommen.

Controleer of de leerlingen delen van percentages kunnen berekenen door de volgende vragen te stellen:
- Wat zijn de stappen die je neemt als je een deel met een percentage wilt berekenen?
- Wat doe je als je 75% wilt weten?

Inoefening

Samen met de leerlingen maak je eerst een oefening met visuele ondersteuning, daarna doe je samen een oefening zonder visuele ondersteuning en vervolgens doe je een verhaalsom met de leerlingen.

Afsluiting

Op het bord staan drie oefenen: een met visuele ondersteuning, een zonder visuele ondersteuning en een verhaalsom. De leerlingen mogen deze sommen in tweetallen maken.

Aandachtspunten

Mocht het berekenen van een deel met eenvoudige percentages nog lastig zijn, gebruik dan vooral de oefeningen waarbij visuele ondersteuning geboden wordt. Benoem steeds dat het totaal 100% is en dat je eerst uit moet rekenen hoevaak het percentage in 100 past.