Berekenen van een afstand met schaal

Algemeen

Leerlingen leren het berekenen van de afstand met schaal.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het handig is om de afstand te kunnen berekenen met schaal, zodat je snel kunt uitrekenen wat de werkelijke afstand is van het ene punt naar het andere punt.

Introductie

Laat de leerlingen bepalen welke schaal erbij hoort. Vraag ook wat deze schaal betekent. Vervolgens tekenen leerlingen een lijn en gaan ze in tweetallen bepalen wat de lengte van de lijn van de ander is.

Instructie

Leg kort uit dat de schaal iets aangeeft over de verhouding met de werkelijkheid. De lijn onder een plattegrond geeft bijvoorbeeld aan dat 1 centimeter op de kaart hetzelfde is als 500 meter in het echt. Vervolgens leg je uit hoe je de afstand kunt berekenen met schaal. Meet eerst de lijn van punt A naar F. Dit is 6 centimeter. Dit vermenigvuldig je vervolgens met de schaal van 2 meter. 6 centimeter op de kaart is dus hetzelfde als 12 meter in het echt. Laat de leerlingen oefenen met een plattegrond op het digibord. Sleep de liniaal naar de lijn en lees af hoeveel centimeter de lijn is. Benadruk dat je goed moet kijken naar de schaal. Je kunt de afstand met schaal ook berekenen tussen meerdere punten. Meet eerst de lengte van de totale route. Vervolgens vermenigvuldig je dit met de schaal. Hiermee oefenen de leerlingen ook met een plattegrond op het digibord.

Om te controleren of leerlingen de afstand kunnen berekenen met schaal, kun je de volgende vraag stellen:
- Hoe kun je de afstand van het ene punt naar het andere punt berekenen met schaal?

Inoefening

De leerlingen maken de opgaven van het oefenblad.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om de afstand te kunnen berekenen met schaal, zodat je weet wat de werkelijke afstand is. Vervolgens laat je op het digibord een plattegrond zien met meerdere lijnen. Laat de leerlingen deze lijnen opmeten en vraag wat de afstand is tussen de verschillende punten.