Aftrekken t/m 100 met tientaloverschrijding met getal >10

Algemeen

De leerlingen leren aftrekken tot en met 100 met tientaloverschrijding met een getal boven de 10.

Belang

Het is belangrijk om af te kunnen trekken tot en met 100, zodat je weet hoeveel je van iets overhoudt.

Introductie

Laat de leerlingen uitrekenen hoeveel van de 100 snoepjes er overblijven bij het eerste kind. Vervolgens trek je van dit getal (94) er 9 af voor het volgende kind. Zo reken je de hele slinger uit om erachter te komen hoeveel snoepjes er van de 100 overblijven.

Instructie

Bespreek met de leerlingen het belang van het aftrekken tot en met 100. Daarna wordt het leerdoel op drie manieren besproken: visueel, abstract en in een verhaalvorm. Met behulp van het menu (rechtsonder aan deze pagina's) kan snel gewisseld worden tussen de verschillende manieren. Zo kan de lengte van de instructie worden aangepast aan de behoefte van de groep.
Bij de visuele manier tel je eerst het aantal voorwerpen per getal op. Vervolgens leg je uit hoe je deze twee getallen van elkaar af gaat halen. Laat zien dat je van 52 eerst de tientallen eraf haalt. Je haalt er dus 10 af. Je komt nu op 42. Vervolgens haal je er nog 4 af. Je antwoord is nu 38. De volgende som kun je samen met de leerlingen uitrekenen. Controleer daarna of de leerlingen de sommen kunnen oplossen. Bij de volgende som wordt de getallenlijn gebruikt. Laat zien hoe je via sprongen op de getallenlijn de getallen van elkaar af haalt. Laat zien dat je eerst naar het tiental gaat en dan de rest eraf haalt. Vervolgens laat je de andere manieren zien waarop je de som kunt oplossen. Bij de verhaalsom laat je zien welke stappen je gebruikt om hem op te lossen. Vervolgens controleer je of de leerlingen met behulp van de stappen de som kunnen oplossen.

Controleer of de leerlingen kunnen aftrekken tot en met 100 door de volgende vragen te stellen:
- Waarom is het handig om af te kunnen trekken tot en met 100?
- Welke manier gebruik jij om een aftreksom tot en met 100 uit te rekenen?

Inoefening

Eerst gaan de leerlingen aan de slag met een som die visueel wordt aangeboden. In de volgende oefening wordt alleen de kale som aangeboden. In de derde oefening moeten ze de som uit het verhaal halen en uitrekenen.

Afsluiting

Controleer of de leerlingen de instructie hebben begrepen door te vragen op welke manier zij een aftreksom tot en met 100 uitrekenen. Benadruk dat het per leerling kan verschillen welke manier voor hem handig is.
Bij de laatste oefening proberen de leerlingen de U.F.O weg te jagen, door het schild kapot te maken. Laat een leerling een bom kiezen, bijvoorbeeld 11, en sleep hem naar de U.F.O toe. De som wordt dan 100 - 11 = 89. Nu heeft het schild nog maar 89 punten. Vervolgens mag er weer een bom gekozen worden. Afhankelijk van de getallen komt de uitkomst, na 3 of 4 bommen, op 20 of er onder uit. Dan is de U.F.O. verslagen en vliegt hij weer weg.

Aandachtspunten

Leerlingen die moeite hebben met het aftrekken tot en met 100, kunnen eerst oefenen tot en met 50. Hier kan MAB-materiaal voor gebruikt worden om de getallen visueel te maken. Oefen met sommen met een overschrijding met getallen onder de 10. Vervolgens kan er geoefend worden met getallen boven de 10. Hier kan je de getallenlijn bij gebruiken.

Instructiemateriaal

MAB-materiaal, getallenlijn.