Aftrekken met drie of meer kommabedragen t/m 1000 euro

Algemeen

Leerlingen leren aftrekken tot en met 1000 euro met drie of meer kommabedragen.

Belang

Het is handig dat je kunt aftrekken tot en met 1000 met drie of meer kommabedragen, omdat je zo kunt uitrekenen hoeveel geld je nog over hebt als je meerdere dingen koopt.

Introductie

Laat de leerlingen de sommen waarbij ze moeten aftrekken tot en met 1000 euro uitrekenen en de uitkomst met de munten en biljetten neerleggen.

Instructie

Laat de som € 253,50 - € 121,20 - € 22,10 = zien. Leg uit dat je eerst € 121,20 eraf gaat halen. De som is dan € 253,50 - € 121,20. Laat zien welke munten eraf gaan. Je houdt dan € 132,30 over. Vervolgens haal je het tweede getal eraf: € 132,30 - € 22,10 = € 110,20. Oefen de volgende som samen met de leerlingen. Daarna maken de leerlingen twee sommen zelfstandig. Laat de som € 382,80 - 150 euro en 10 cent - 115 euro en 35 cent = zien. Leg uit dat het eerste getal aangeeft hoeveel euro je hebt. Haal weer eerst het tweede getal eraf. Benadruk dat je handig kunt rekenen door eerst de euro's en daarna de centen van elkaar af kunt halen. Vervolgens tel je de uitkomsten bij elkaar op. Je hebt nu € 232,70 over. Vervolgens haal je er nog 115 euro en 35 cent vanaf. Laat de leerlingen de volgende som zelfstandig oplossen. Benadruk daarna dat je de som ook op andere manieren kan oplossen. Zo kun je ook eerst de bedragen die eraf gaan, eerst bij elkaar optellen. In dit geval tel je dus eerst 580 euro + 155 euro en 10 cent = 735 euro en 10 cent. Vervolgens haal je dit van het startbedrag af. De som wordt nu 840 euro en 40 cent - 735 euro en 10 cent = 105 euro en 30 cent. Bespreek daarna dat je er ook voor kunt kiezen om eerst het laatste getal eraf te halen. Zeker als deze getallen handiger van elkaar af te trekken zijn, zoals € 875,30 - € 75,10. Oefen samen met de leerlingen de volgende som. Benadruk dat de leerlingen dus kunnen kiezen met welke stappen ze de som willen oplossen. Daarna maken ze een som zelfstandig. Laat de verhaalsom zien. Haal eerst de getallen uit het verhaal en maak de som. Laat zien dat deze som wordt opgelost, door eerst de getallen bij elkaar op te tellen en die uitkomst van het startbedrag af te halen. Benadruk dat je de som, ook op andere manieren kunt oplossen. Laat de leerlingen de volgende twee sommen zelfstandig maken.

Controleer of de leerlingen kunnen aftrekken tot en met 1000 euro met drie of meer kommabedragen, door de volgende vraag te stellen:
- Op welke manieren kun je deze som (€ 184,35 - € 75,65 - € 45,75 =) handig uitrekenen?

Inoefening

De leerlingen maken eerst een opgave waarbij ze met munten aangeven hoeveel ze overhouden van € 879,40. De tweede opdracht is een kale som, waarbij ze het bedrag moeten invullen. De derde opgave is een verhaalsom.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen het belang van het kunnen aftrekken tot en met 1000 euro met drie of meer kommabedragen. Als afsluiting kunnen de leerlingen kiezen uit twee dingen uit die ze gaan kopen met 1000 euro. Hoeveel geld houden zij over?

Aandachtspunten

Leerlingen die moeite hebben met het aftrekken tot en met 1000 euro met drie of meer kommabedragen kunnen eerst oefenen met het aftrekken tot en met 1000. Gebruik vervolgens de uitkomst van de som om er nog een bedrag van af te halen. Hoeveel blijft er nu over? Laat vervolgens de leerlingen sommen met drie of meer bedragen zonder kommabedragen uitrekenen.