Aflezen van posities en coördinaten

Algemeen

Leerlingen leren hoe ze posities en coördinaten kunnen aflezen op een kaart met een raster.

Belang

Het is handig om de coördinaten af te kunnen lezen op een kaart. Bijvoorbeeld wanneer je snel aan een ander uit wilt leggen waar iets zich bevindt op de kaart zonder het aan te wijzen.

Introductie

Op het digibord staat een kaart met verschillende locaties. Vraag aan de leerlingen waar de verschillende locaties zich bevinden op de kaart.

Instructie

Bespreek met de leerlingen dat het handig is om coördinaten te kunnen aflezen op een kaart. Bijvoorbeeld wanneer je uit wilt leggen waar iets zich bevindt op een kaart zonder het aan te wijzen. Maak de koppeling met de vorige opgave waarin de leerlingen moesten aangeven waar de molen was op de kaart. Dit deden ze waarschijnlijk door hem aan te wijzen. Met een raster kunnen de leerlingen het ook aanduiden door te zeggen dat de molen zich bevindt in het vak C4. Het raster is dus handig voor snelle communicatie. Leg aan de leerlingen uit wat een raster is. Bespreek wat er nu gebeurt met de kaart: hij wordt opgedeeld in verschillende vakken. Leg uit hoe iedere kaart nu bepaalde coördinaten heeft gekregen aan de hand van de kaart. Bespreek de definitie van coördinaten. Leg uit dat wanneer je de coördinaten van iets wilt vinden je eerst kijkt naar in welk vak datgene zich bevindt. Trek dan een horizontale lijn van dat vak naar het bijbehorende cijfer en een verticale lijn naar de bijbehorende letter. Leg uit dat je zo de coördinaten kunt vinden. Controleer of de leerlingen de coördinaten van de verschillende locaties kunnen vinden aan de hand van de opgaven. Bespreek daarna dat locaties zich ook in meerdere vakken kunnen bevinden. Hierbij kunnen hele kleine randjes nog in andere vakken vallen, deze worden vrijwel nooit meegeteld. Leg uit dat de leerlingen bij de keuze voor één vak altijd het vak moeten kiezen waarin het grootste deel van de locatie ligt. Laat dit zien aan de hand van de voorbeelden. Controleer of de leerlingen de coördinaten kunnen bepalen van locaties met meerdere vakken aan de hand van de opgaven. Leg ten slotte uit dat men posities kan bepalen in een bioscoop door de rijen en stoelnummers te tellen. Controleer of de leerlingen dit begrijpen aan de hand van de de opgaven.

Controleer of de leerlingen posities en coördinaten kunnen aflezen, door de volgende vraag te stellen:
- Hoe bepaal je de coördinaten van een locatie op een kaart?

Inoefening

De leerlingen eerst met twee opgaven waarbij ze de positie met behulp van een coördinaat moeten bepalen. In de derde opgave bepalen de leerlingen de positie met behulp van de rijen en stoelen.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen nog eens welke stappen er gezet moeten worden wanneer je de coördinaten van een locatie wilt aflezen op een kaart. Laat ten slotte de leerlingen het raster overtekenen van het bord en vullen met voorwerpen. Wanneer de leerlingen klaar zijn wisselen ze de rasters uit met hun buurman en schrijven ze de coördinaten van de voorwerpen eronder.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het aflezen van de coördinaten van een kaart, eerst oefenen met een raster met daarin 1 voorwerp. Bepaal samen met de leerlingen het coördinaat. Vervolgens schuif je het voorwerp een vakje op. Wat is nu het nieuwe coördinaat?