Aflezen van en rekenen met weeknummers in de kalender

Algemeen

De leerlingen leren om de kalender af te lezen en mee te rekenen.

Belang

Het is belangrijk dat je kunt aflezen en rekenen met een kalender, omdat je dan te weten kunt komen op welke datum iets was of is.

Introductie

Laat de leerlingen de icoontjes naar de juiste plek op de kalender slepen.

Instructie

Bespreek het belang van het kunnen aflezen en rekenen met de kalender. Laat zien waar je de weeknummers op een kalender kan vinden. Leg uit dat dit de cijfers voor de dagen van de maand zijn. Vervolgens laat je zien dat een jaar uit 52 weken bestaat. Controleer met de sommen of de leerlingen de juiste week van de kalender kunnen aflezen. Vervolgens ga je rekenen met de kalender. Gebruik het voorbeeld van 20 mei om te laten zien hoe je vanuit die week gaat terugrekenen naar de vorige maand. Dus 20 mei is week 21. De maand ervoor is april. 12 april valt in week 15. Vervolgens kun je de som van 28 maart samen met de leerlingen stap voor stap uitrekenen. Laat nu de leerlingen de sommen maken.

Controleer of de leerlingen kunnen aflezen en noteren van data met de kalender, door de volgende vraag te stellen:
- Hoe reken je met de kalender als je wilt weten in welke week 30 juni valt?

Inoefening

In de eerste opgave geven de leerlingen de week aan. Bij de tweede opgave geven ze de datum aan. In de derde rekenen de leerlingen met de kalender uit welke week het is.

Afsluiting

Bespreek nogmaals het belang van het kunnen aflezen en rekenen met de kalender. Als afsluiting kun je de leerlingen in tweetallen aan de slag laten gaan. De ene leerling kiest een datum uit . Bijvoorbeeld 12 mei. Vervolgens kiest hij een datum uit in een maand ervoor of erna. Bijvoorbeeld 8 april. Nu rekent de andere leerling uit in welke week dat is. Benadruk dat je niet verder dan 1 maand vooruit of terug moet rekenen.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het aflezen en rekenen met de kalender eerst oefenen met het aflezen van de weeknummers. Eventueel kun je alle onderdelen van de maandkalender nog uitleggen. Laat vervolgens de leerlingen 1 week verschil uitrekenen binnen 1 maand. Daarna kun je de vorige/volgende maand erbij pakken en gaan rekenen met een week in een vorige/volgende maand.

Instructiemateriaal

maandkalender