Aflezen van een maandkalender

Algemeen

De leerlingen leren hoe ze een maandkalender moeten aflezen.

Belang

Het is belangrijk dat je de maandkalender kunt aflezen, omdat je dan kunt zien welke dag het is en wanneer je iets gepland hebt.

Introductie

Vraag aan de leerlingen welke maanden ze kunnen opnoemen. Vervolgens vraag je of de leerlingen weten welke maand er tussen januari en maart mist. Daarna vraag je in welke maand Kerstmis valt.

Instructie

Bespreek het belang van het aflezen van de maandkalender. Laat de maandkalender zien. Leg uit dat je hier kunt zien welke maand het is. Hier is het de maand april. Vervolgens laat je de dagen van de maand april zien. April bestaat uit 30 dagen. Leg uit dat er ook maanden zijn met 31 dagen en dat Februari meestal uit 28 dagen bestaat. Benadruk dat de lichtere getallen op de maandkalender al van de volgende maand zijn, deze tellen dus niet mee met de maand april. Leg uit dat je op deze kalender ook de dagen kunt zien. Laat zien welke data allemaal op een maandag vallen. Controleer of de leerlingen nu ook kunnen benoemen welke data op dinsdag vallen. Vervolgens laat je de leerlingen de vragen beantwoorden over de maandkalender. Met de sommen controleer je of de leerlingen het aflezen van de maandkalender kunnen toepassen.

Controleer of de leerlingen de maandkalender kunnen aflezen, door de volgende vraag te stellen:
- Wat kun je allemaal van een maandkalender aflezen?

Inoefening

In de eerste opgave lezen de leerlingen de maandkalender af en geven de goede datum aan. Bij de tweede opgave moeten de leerlingen bepalen welke dag het gisteren was. Bij de derde opgave bepalen de leerlingen welke dag het overmorgen is.

Afsluiting

Bespreek nogmaals het belang van het aflezen van de maandkalender. Als afsluiting vertel je dat de kalender is ontploft en dat alle afspraken eraf zijn gevallen. Laat de gekleurde cirkels weer terugslepen op de juiste plek op de maandkalender en beantwoord de vraag.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het aflezen van de maandkalender eerst oefenen met de juiste manier van het aflezen van de kalender. Bij sommige kalenders is dan van links naar recht, bij andere van boven naar beneden. Laat zien welk nummer er bij welke dag hoort. Eventueel kunnen leerlingen in tweetallen met elkaar oefenen. De ene leerling noemt een datum en de anders wijst met zijn vinger de datum aan.

Instructiemateriaal

Maandkalender