Aflezen van een eenvoudige staafgrafiek

Algemeen

Leerlingen leren een eenvoudige staafgrafiek af te lezen.

Introductie

Vraag aan de leerlingen wat zij zien. Wijs ze er eventueel op dat zij dieren en getallen kunnen zien. Wat zou dit kunnen betekenen?

Instructie

Allereerst worden alle elementen van een staafgrafiek besproken: de plaatjes, de staven en de blokjes waaruit de staven zijn opgebouwd. Deze instructie kan eventueel ook gegeven worden met een papieren vel waarop een staafgrafiek is getekend. Vervolgens wordt het aflezen van een staafgrafiek in twee stappen uitgelegd. Allereerst kan naar de lengte van de staven worden gekeken om te zien waar er het minst of meest van zijn. Vervolgens kan met behulp van de getallen worden bepaald hoeveel er van een soort zijn. Voer daarbij ook de bijbehorende opdrachten uit. Na deze uitleg volgt er een opdracht waarbij leerlingen moeten aflezen van welk dier er zes zijn. Hierna wordt aan de leerlingen gevraagd van welke kleuren er minder dan vier zijn. Daarbij kunnen de drie lege bollen met de juiste kleur worden ingekleurd. Tot slot volgt er een opdracht waarbij leerlingen de juiste hoeveelheid schoenen moeten verslepen.

Inoefening

In de eerste meerkeuze opdracht wordt aan de leerlingen gevraagd van welke kleur er één is. Vervolgens wordt een staafgrafiek getoond waarbij leerlingen moeten aflezen hoe vaak het konijn voorkomt. Daarna wordt aan de leerlingen gevraagd van welke beroepen er meer dan drie zijn.

Afsluiting

Laat de leerlingen de juiste hoeveelheid benodigdheden voor het feestje verslepen.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het aflezen van een staafgrafiek extra oefenen met de staafgrafieken binnen de instructie. Vraag ze bijvoorbeeld niet alleen hoeveel treinen er zijn, maar vraag ook naar de andere voorwerpen die in de grafiek zijn weergegeven.

Instructiemateriaal

Een vel papier en een pen of stift.