Aanvullen van kommagetallen tot 1, 10 en 100

Algemeen

Leerlingen leren kommagetallen aanvullen tot hele getallen. Ook oefen ze het splitsen van de getallen 1, 10 en 100 tot kommagetallen.

Belang

Voor de leerlingen is het belangrijk om dit te kunnen, om te kunnen rekenen met kommagetallen. Het kan ook handig zijn om dit te kunnen als je bijvoorbeeld aan het sparen bent en wilt weten hoeveel je er nog bij moet hebben.

Introductie

Je oefent met het aanvullen tot honderd van hele getallen. Hierbij oefen je meteen het handig rekenen (een meer een minder). Daarna maak je telrijen compleet. Bij de eerste twee rijen komt er 0,1 bij en bij de laatste twee rijen 0,01. Dan reken je samen een som uit waarbij de eenheden, tienden en honderdsten gestructureerd zijn. 3,00 + 0,70 + 0,04.

Instructie

Bij het aanvullen tot 1 vul je eerst aan tot het volgende tienvoud achter de komma en dan tot 1. In dit geval ga je van 0,68 eerst naar 0,70, dan is er 0,02 bijgekomen. Daarna ga je naar 1,00, dan is er 0,30 bijgekomen. In totaal is dat 0,30 + 0,02 = 0,32. Dit oefen je samen met het aanvullen tot € 1,00. Door munten te slepen, splits je de bedragen.
Bij het aanvullen tot 10 vul je eerst aan tot het volgende tienvoud achter de komma, dan tot een heel getal en dan tot 10. In dit geval ga je van 3,65 eerst naar 3,70, dan is er 0,05 bijgekomen. Daarna ga je naar 4,00, dan is er 0,30 bijgekomen. Dan naar 10,00, dan is er 6,00 bijgekomen. In totaal is dat 6,00 + 0,30 + 0,05 = 6,35.
Dit oefen je ook samen met het aanvullen tot € 10,00. Door munten te slepen, splits je de bedragen. Bij het aanvullen tot 100 vul je eerst aan tot een heel getal, dan tot het volgende tienvoud en dan tot 100. In dit geval ga je van 85,90 naar 86,00, dan is er 0,10 bijgekomen. Daarna ga je naar 90,00, dan is er 4,00 bijgekomen. Dan ga je naar 100,00, dan is er 10,00 bijgekomen. In totaal is dat 10,00 + 4,00 + 0,10 = 14,10. Dit oefen je ook samen met het aanvullen tot € 100,00. Door munten te slepen, splits je de bedragen.

Controleer of de leerlingen kunnen aanvullen tot 1, 10 en 100 met de volgende vragen:
- Vul aan tot 1. 0,2 en ...?
- Vul aan tot 1. 0,22 en ...?
- Vul aan tot 10. 5,8 en ...?
- Vul aan tot 10. 7,99 en ...?
- Vul aan tot 100. 96,5 en ...?
- Vul aan tot 100. 92,25 en...?

Inoefening

De leerlingen oefenen met splitssommen. Eerst met 1, dan met 10 en dan met 100.

Afsluiting

Bespreek dat het handig is om dit te kunnen als je bijvoorbeeld aan het sparen bent voor iets dat € 100,00 kost, waarbij je al een deel gespaard hebt, maar wilt weten hoeveel je er nog bij moet sparen. Vraag wanneer je dit nog meer zou kunnen gebruiken. Je controleert of de leerlingen getallen kunnen aanvullen. In de maatbeker zit al 0,1 liter. Hoeveel moet je erbij doen tot 1,0 liter? Vraag de leerlingen om hun berekening te verwoorden. Daarna vraag je hoeveel kilogram er in de koffer bij mag. Er zit al 8,3 kilogram in en het maximale gewicht is 10,0 kilogram. Aan het eind maak je splitssommen, waarbij de leerlingen moeten aanvullen tot 1, 10 en 100 met verschillende kommagetallen.

Aandachtspunten

Oefen met leerlingen die er moeite mee hebben met concreet materiaal, zoals geld. Je geeft een bedrag en laat ze het aanvullen tot een rond bedrag. Laat ze het naast elkaar leggen, zodat je kunt laten zien wat er al was en wat erbij is gekomen. Laat ze verwoorden in welke stappen ze het aanpakken. Wat is handig? Laat ze bij kommagetallen altijd eerst naar een hele aanvullen en daarna verder.