Woorden met ~tie die klinkt als /(t)sie/

Algemeen

Leerlingen leren woorden met een ~tie die klinkt als /(t)sie/ zoals politie, vakantie, operatie & situatie te herkennen en juist te spellen.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om woorden met een ~tie die klinkt als /(t)sie/ op de juiste wijze te kunnen spellen. Bijvoorbeeld als je een notitie wilt maken van wat je hebt gezien op straat.

Introductie

De leerlingen luisteren naar de woorden en slepen de woorden naar de juiste zin.

Instructie

Je legt de regels uit die bij deze categorie horen. Hoor je /(t)sie/? Dan schrijf je vaak ~tie. Je legt uit dat dit weetwoorden zijn, deze woorden moet je dus onthouden. Wanneer je ~tie schrijft na een medeklinker, klinkt het vaak als /sie/.

Deze les bevat vier activiteiten om de weetwoorden te oefenen. Je kunt ervoor kiezen om al deze oefeningen in één les te behandelen, maar de oefeningen zijn ook goed afzonderlijk te behandelen. Zo kun je de woorden op verschillende momenten oefenen.
Pagina's:
-Memory. De leerlingen zoeken het juiste woord en de juiste afbeelding bij elkaar.
-Welk woord hoort bij de afbeelding? De leerlingen schrijven het woord op dat bij de afbeelding hoort. De antwoorden zijn: emotie, spatie, notitie, auditie, operatie.
-Trek lijnen tussen de zin en het juiste woord. Je controleert of de leerlingen de woorden begrijpen, door een lijn te trekken tussen het juiste woord en de zin. Op de volgende pagina vind je de antwoorden.
-Kunnen jullie de code kraken? Elk teken staat voor een letter. De leerlingen ontcijferen de codes en schrijven het woord af. Door het afdekvlak weg te schuiven, controleren de leerlingen of ze het woord goed hebben geschreven.

Inoefening

Eerst geven de leerlingen aan welke letters bij de klank horen. Vervolgens geven de leerlingen de juiste categorie bij het woord aan. Daarna moeten de leerlingen het woord afmaken en opschrijven.

Afsluiting

Je controleert of de leerlingen de spellingscategorie goed begrijpen. Ten slotte geef je de dictees. Op de laatste pagina van de les vind je de woordenlijst van dit doel.

Dictee van de categorie:
1. Wat een sensatie in de straat. Schrijf op: sensatie
2. Een arrestatie van een dief. Schrijf op: arrestatie
3. De politie neemt hem mee. Schrijf op: politie
4. Schrijf de zin op: Wat een stoere actie.

Gemengd dictee:
1. In het centrum loopt vaak politie rond. Schrijf op: centrum
2. De agent kijkt continu om zich heen. Schrijf op: continu
3. Ze accepteren geen diefstal. Schrijf op: accepteren
4. Schrijf de zin op: Anders neemt de agent je mee naar de cel.

Aandachtspunten

- Het visueel maken door de wandkaarten op te hangen helpt bij het plaatsen van de weetwoorden. Hang de wandkaarten op in de klas en verwijs hiernaar wanneer je woorden ziet die horen bij deze categorie.
- Omdat je niet kunt horen hoe je het woord schrijft, is het belangrijk dat leerlingen veel in aanraking komen met de woorden en de woorden kunnen plaatsen bij de juiste categorie.
- Met name bij de weetwoorden is het zeer belangrijk dat leerlingen de betekenis van de woorden kennen. Heb hier aandacht voor tijdens de instructieles. Je controleert of leerlingen woorden zoals 'attentie' en 'generatie' kunnen uitleggen.
- Woorden met ~tie kunnen verkeerd worden gespeld. Het gevaar bestaat dat de leerlingen ~tsie schrijven in plaats van ~tie.