Vergroten en verkleinen van een eenvoudig figuur

Algemeen

Leerlingen leren eenvoudige figuren te vergroten en te verkleinen en deze na te tekenen.

Belang

Het is handig als je figuren kunt vergroten en verkleinen, zodat je een figuur precies hetzelfde kunt tekenen, alleen dan een stuk groter of kleiner.

Introductie

Laat het doolhof op het digibord zien. Klik op het eerste geluidsfragment en vraag de leerlingen waar het juiste antwoord staat. Volg deze weg tot het volgende geluidsfragment. Laat de leerlingen steeds aangeven welke kant je op moet lopen.

Instructie

Leg uit dat je een figuur twee keer zo groot kunt tekenen. Hierbij vermenigvuldig je de lengte van een lijn (het aantal hokjes) met 2. Geef aan dat je eerst de lengte van elke lijn telt. Uit hoeveel hokjes bestaat de getekende lijn? Vervolgens vermenigvuldig je deze getallen met 2 om te weten wat de lengte van de lijnen is als je het figuur twee keer zo groot tekent. Teken op het digibord een figuur en deel hokjespapier uit. Laat de leerlingen het getekende figuur twee keer zo groot natekenen op hun papier. Leg vervolgens uit dat je een figuur ook twee keer zo klein kunt tekenen. Je halveert dan de lengte van een lijn (het aantal hokjes). Ook hierbij tel je eerst uit hoeveel hokjes iedere lijn bestaat. Daarna deel je deze getallen door 2 en kun je het figuur tekenen. Laat de leerlingen in tweetallen oefenen met het tekenen van een figuur dat twee keer zo klein is. Alle leerlingen tekenen een figuur op hokjespapier en wisselen dit uit. De andere leerling tekent het figuur twee keer zo klein. Vervolgens toon je het figuur op het digibord en tekenen de leerlingen dit figuur zowel twee keer zo groot als twee keer zo klein.

Controleer of de leerlingen een eenvoudig figuur kunnen vergroten en verkleinen met de volgende vragen:
- Hoe vergroot je een figuur?
- Hoe verklein je een figuur?

Inoefening

De leerlingen maken een opgave van het werkblad.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om een eenvoudig figuur te kunnen vergroten en verkleinen. Draai vervolgens aan het rad. Het rad bepaalt of het figuur op het digibord twee keer zo groot of klein of vier keer zo groot getekend moet worden. Als het rad op vier keer zo groot komt, vraag de klas dan of zij weten met welk getal je moet vermenigvuldigen.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met het vergroten of verkleinen van figuren, kun je hen eerst laten oefenen met het bepalen van het dubbele en de helft. Oefen vervolgens met het tekenen van eenvoudige figuren die ze twee keer moeten vergroten. Eenvoudige figuren hebben rechte lijnen. Oefen dit ook met het tekenen van een figuur dat twee keer zo klein is. Daarna laat je de leerlingen oefenen met figuren met schuine lijnen en met het tekenen van een figuur dat vier keer zo groot is.

Instructiemateriaal

Werkbladen en hokjespapier.