Vergelijken en ordenen van dm en m

Algemeen

Leerlingen leren decimeters en meters met elkaar te vergelijken en dit te ordenen van klein naar groot, door eerst één van de twee lengtematen om te rekenen.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het handig is om decimeters en meters met elkaar te kunnen vergelijken en ordenen. Zo weet je wat meer of minder is en kun je inschatten of iets lang genoeg is. Als je een touw hebt van 20 decimeter en je wilt deze tussen twee palen hangen die 3 meter uit elkaar staan, dan kun je dit met elkaar vergelijken en weet je dat het touw te kort is.

Introductie

Laat op het digibord een aantal sommen zien die de leerlingen moeten omrekenen. Vraag hoe zij dit gedaan hebben.

Instructie

Bespreek met de leerlingen dat je meters en decimeters pas met elkaar kunt vergelijken als het dezelfde lengtematen zijn. Daarom moet je lengtematen kunnen omrekenen. Vraag of de leerlingen weten hoeveel decimeter hetzelfde is als 1 meter. Vervolgens laat je een liniaal zien met de vraag of 6 decimeter meer of minder is dan 3 meter. Om dit te kunnen vergelijken, reken je 3 meter om naar decimeters. Vervolgens geef je aan dat 30 decimeter, oftewel 3 meter, meer is dan 6 decimeter. Geef aan dat je dit ook op de liniaal kunt zien. 30 decimeter staat verder dan 6 decimeter. 30 decimeter is dus langer. Laat de leerlingen zelf oefenen met meer of minder met behulp van een visuele ondersteuning. Vervolgens leg je uit dat je meters naar decimeters omrekent door de meters te vermenigvuldigen met 10. Als je van decimeters naar meters omrekent, dan deel je de decimeters door 10. Laat de leerlingen oefenen met het omrekenen en laat hen vervolgens aangeven wat meer of minder is. Daarna moeten de leerlingen aangeven wat de juiste volgorde is van groot naar klein. Sleep de getallen naar het juiste vak. Tot slot leg je uit hoe je een som in verhaalvorm oplost. Geef aan dat je eerst één van de twee lengtematen moet omrekenen, daarna kun je vergelijken wat meer of minder is. Laat de leerlingen zelf een aantal verhaalsommen oplossen.

Om te controleren of leerlingen decimeters en meters kunnen vergelijken en ordenen, kun je de volgende vraag stellen:
- Wat moet je eerst doen voordat je meters en decimeters met elkaar kunt vergelijken?

Inoefening

Leerlingen oefenen eerst met het vergelijken van decimeters en meters, waarbij ze visuele ondersteuning krijgen. Vervolgens moeten ze aangeven wat meer of minder is, waarbij alleen de getallen gegeven zijn en daarna maken ze een verhaalsom.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om decimeters en meters met elkaar te kunnen vergelijken en ordenen. Zo weet je wat meer of minder is en kun je controleren of iets lang genoeg is. Om te controleren of de leerlingen meters en decimeters kunnen vergelijken, laat je hen een aantal opgaven zien. De leerlingen moeten kiezen welk getal meer is. Gum het vakje om te laten zien wat het antwoord is. Vervolgens moeten de leerlingen aangeven welk getal minder is. Daarna laat je een aantal rijtjes staan waar getallen op volgorde staan van klein naar groot of andersom. Niet elk rijtje klopt. Vraag de leerlingen of het rijtje juist is. Is dit niet het geval, laat hen het rijtje verbeteren. Ze kunnen zelf ook nog een rijtje opschrijven en aan de klas vragen of de getallen in de juiste volgorde staan.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met het vergelijken en ordenen van decimeters en meters, kun je hen eerst laten oefenen met het omrekenen van decimeters naar meters en andersom. Geef eventueel het metriek stelsel, waarbij je alleen decimeters en meters hebt met een pijltje :10 en een pijltje ×10.

Instructiemateriaal

Eventueel een afgedrukt metriek stelsel.