Tijdsverschil bepalen tussen analoge klokken met 10 en 5 minuten

Algemeen

De leerlingen leren om het tijdsverschil te bepalen tussen analoge klokken met 10 en 5 minuten.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is dat je het tijdsverschil tussen analoge klokken met 10 en 5 minuten kunt berekenen, omdat je zo kunt bepalen hoeveel tijd er is verstreken tussen de twee tijden op de analoge klok. Bijvoorbeeld als je wilt weten hoe lang je aan het wandelen bent geweest.

Introductie

Je herhaalt het aflezen en zetten van de klok met 10 en 5 minuten.

Instructie

Tijdens deze les kun je de leerlingen allemaal een analoge oefenklok geven, zodat ze direct de tijd op hun klok mee kunnen zetten en kunnen verzetten om het tijdsverschil te bepalen.

Leg uit wat er gebeurt wanneer de grote wijzer van de analoge klok verschuift. Door de grote wijzer van de klok te verslepen (of door op de knoppen te drukken) wordt visueel gemaakt wat er gebeurt met de grote wijzer. Leg uit dat wanneer de grote wijzer van de 12 naar de 1 schuift, er 5 minuten voorbij zijn. Laat zien dat er tussen de streepjes van de klok steeds 5 minuten zitten. Vervolgens leg je uit hoe je het tijdsverschil tussen analoge klokken met 10 en 5 minuten kunt bepalen door sprongen van 5 minuten te maken. Bespreek deze stappen om het tijdverschil te bepalen aan de hand van de voorbeeldsom. Controleer daarna met de volgende sommen of de leerlingen ook zelf het tijdsverschil tussen de analoge klokken kunnen bepalen.

Bij tijdsverschillen groter dan 1 uur, leg je uit dat de leerlingen eerst berekenen hoeveel uren erbij komen en daarna het aantal minuten. Bespreek aan de hand van de voorbeeldsom welke stappen je neemt om het tijdsverschil te bepalen. Controleer met de sommen of de leerlingen ook zelf het juiste tijdsverschil kunnen bepalen.

Controleer of de leerlingen het tijdsverschil tussen analoge klokken met 10 en 5 minuten kunnen bepalen door de volgende vraag te stellen:
- Hoe bepaal jij het tijdsverschil tussen deze twee analoge klokken?

Inoefening

Bij de eerste opgave bepalen de leerlingen het tijdsverschil tussen de analoge klokken met tien minuten. Bij de tweede opgave moeten de leerlingen eerst de uren berekenen en dan de minuten. In de derde opgave bepalen ze het tijdsverschil aan de hand van een analoge klok en een verhaal.

Afsluiting

Bespreek nogmaals met de leerlingen dat het belangrijk is om het tijdsverschil tussen analoge klokken te kunnen bepalen, omdat je zo kunt bepalen hoeveel tijd er is verstreken. Herhaal hoe je dit het tijdsverschil het best kunt bepalen. Tot slot laat je de leerlingen berekenen welk dier het snelst is. Door de afdekvlakken weg te halen, wordt duidelijk welke positie het dier heeft behaald en hoelang het dier onderweg is geweest.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het bepalen van het tijdsverschil tussen analoge klokken met 10 en 5 minuten eerst oefenen met een analoge klok. Zij verzetten de klok met stappen van 5 minuten en tellen hardop hoeveel minuten er dan verstreken zijn. Op die manier komen zij ook op het juiste antwoord. Het berekenen van sommen met meer dan een uur tijdsverschil kan nog even achterwege gelaten worden.

Instructiemateriaal

Eventueel: Analoge oefenklokken