Tellen van hoeveelheden met de 10-structuur t/m 20

Algemeen

Leerlingen leren handig tellen in groepjes van 10 in verschillende contexten. Ook leren zij dat het handig is eerst de groepjes van 10 te tellen en dan de losse.

Belang

Je legt uit dat het handig is om in groepjes van tien te 10, omdat je op die manier sneller kunt tellen. Bijvoorbeeld als je een doos hebt van 10 stuks of een briefje van 10 euro.

Introductie

Op het bord staan een aantal delen van een telrij. Hierbij worden eerst drie getallen gegeven, waarna de leerlingen verder tellen. Je kunt de leerlingen de getallen laten opschrijven of hardop laten benoemen.

Instructie

Je legt uit dat als je in groepjes van 10 telt, je er steeds 10 bij telt. Op het digibord worden de getallen 1 tot en met 20 gegeven, waarbij de getallen 10 en 20 blauw zijn. Leg uit dat dit belangrijke getallen zijn bij het tellen in groepjes van 10. Vervolgens komt er een kralenketting met 20 kralen op het digibord die je klassikaal kunt tellen. Stimuleer de leerlingen om dit in groepjes van 10 te doen. Dit kun je ook doen met de 17 colaflesjes. Bij voorwerpen boven de 10 tel je eerst de groepjes van 10 bij elkaar. Daarna worden de losse voorwerpen erbij geteld.

Om te controleren of de leerlingen hoeveelheden tot en met 20 in groepjes van tien kunnen tellen, kun je de volgende vragen stellen:
- Hoe kun je handig tellen?
- Waarom is het handig om in groepjes van tien te tellen?
- Als je een groepje van tien dingen hebt en een paar losse, wat tel je dan eerst en waarom?

Inoefening

De leerlingen oefenen met het tellen in groepjes van 10 met afbeeldingen van voorwerpen. Eerst tellen ze de voorwerpen in een afbeelding en vervolgens geven ze aan hoeveel voorwerpen ze in elk plaatje tellen. Alle oefeningen hebben een tiental en een aantal losse. Stimuleer de leerlingen hierbij eerst de groepjes van 10 te tellen en daarna de losse. Je laat de leerlingen zo veel mogelijk hardop meetellen.

Afsluiting

Je controleert of leerlingen in groepjes van 10 kunnen tellen en laat leerlingen verwoorden dat ze de losse steeds bij de 10 moeten tellen. Benadruk dat het tellen in groepjes van 10 handiger is, omdat je zo sneller kunt tellen. Vervolgens controleer je of de leerlingen de groepjes van 10 met de losse kunnen tellen, door dit met behulp van de afbeeldingen op het digibord met de leerlingen te bespreken. Je kunt het antwoord zien door te gummen.

Aandachtspunten

Leerlingen die hier moeite mee hebben zullen steeds 1 voor 1 gaan tellen. Stimuleer ze om in groepjes van 10 te tellen door dit samen hardop te oefenen en een aantal keer de telrij met sprongen van 10 op te zeggen. Oefen ook met het verder tellen vanaf 10.