Tellen van bedragen t/m 2 euro

Algemeen

Leerlingen leren in deze les geld te tellen tot en met 2 euro. Bij het optellen van meerdere muntstukken leren we de leerlingen aan om met het grootste getal te beginnen. Indien er meerdere muntstukken van dezelfde waarde aanwezig zijn, maken we hiervan eerst groepjes en tellen we vervolgens de groepjes op.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om geld op te kunnen tellen. Als je iets wilt kopen, dan is het handig om te weten hoeveel geld je hebt.

Introductie

Deel de acht verschillende muntstukken (1, 2, 5, 10, 20, 50 eurocent en 1 en 2 euro) uit aan acht leerlingen. Vraag of ze op volgorde voor in de klas willen gaan staan van weinig naar veel. Laat leerlingen controleren.
Laat leerlingen in de bordles op het bord de muntstukken naar de goede waarde slepen. Laat de leerlingen vervolgens enkele sommen optellen tot 100.

Instructie

Bij het optellen van muntstukken is het belangrijk om eerst de grote getallen op te tellen. Indien je meerdere munten van dezelfde waarde hebt, is het handig om groepjes te maken. Oefen vervolgens samen met de leerlingen het tellen van een aantal bedragen. Daarna controleer je op de leerlingen de drie bedragen kunnen tellen.

Controleer of de leerlingen bedragen tot en met 2 euro kunnen tellen met de volgende vragen:
- Begin je als je bedragen op gaat tellen met de grootste of met de kleine munten?
- Wat kun je doen om slim munten op te tellen? (groepjes maken)
- Je hebt 10 cent, 50 cent en 20 cent. Welke munten tel je eerst op?

Inoefening

In de eerste twee opgaven is er een bedrag zichtbaar waarbij leerlingen moeten kiezen uit een aantal antwoorden. Eerst ligt er één muntstuk, daarna meerdere. Vervolgens krijgen ze in de derde opgave een bedrag te zien waarbij ze zelf moeten invullen hoeveel er ligt.

Afsluiting

Tijdens de afsluiting vraag je de leerlingen waarom het handig is om geld op te kunnen tellen en wat een handige manier is om dit te doen. Om de les te vertalen naar een concrete praktijksituatie kun je samen met de groep een afsluitende opdracht doen. Vraag de leerlingen te gaan staan of te blijven zitten bij de voorbeeldvragen. Stel de volgende vraag: 'Blijf zitten als je een ijsje kunt kopen. Ga staan als je paaseitjes kunt kopen.' Bij de tweede opdracht herhaal je de vraag: 'Blijf zitten als je de pen kunt kopen. Ga staan als je de stift kunt kopen.'De laatste opdracht is tevens een klassikale vraag. Vraag leerlingen om te blijven zitten of te gaan staan bij het goede antwoord op de vraag.

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met dit leerdoel teruggaan naar optellen van munten tot en met 1 euro. Laat ze hierbij vooral ronde getallen optellen met munten van 5, 10 en 20 eurocent. Maak gebruik van het geldbakje om de leerlingen concreet te laten handelen.

Instructiemateriaal

Muntstukken van 1, 2, 5, 10, 20, 50 eurocent en 1 en 2 euro.