Rekenen met tijd in uren, minuten en seconden

Algemeen

Leerlingen leren te rekenen met tijd in uren, minuten en seconden.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het handig is als je kunt rekenen met tijd in uren, minuten en seconden. Zo kun je bijvoorbeeld uitrekenen hoelang je iedere week aan het sporten bent.

Introductie

Laat het geheimschrift op het digibord zien. Geef aan wat de verschillende afbeeldingen betekenen. Laat de leerlingen het geheimschrift oplossen en de ontbrekende getallen invullen.

Instructie

Leg uit hoe je minuten omrekent naar uren en minuten. Dit doe je door te bepalen hoeveel uur er in de minuten past. Het getal dat overblijft zijn de resterende minuten. Geef aan dat je ook van uren en minuten kunt omrekenen naar minuten. Hierbij bereken je eerst hoeveel minuten in de uren zitten. Daarna tel je de overgebleven minuten erbij. Herhaal deze uitleg ook voor het omrekenen van seconden naar minuten en seconden en andersom. Laat vervolgens een strook zien, waarbij de dagindeling wordt weergegeven. Geef aan dat het allereerst van belang is om te bepalen hoelang één blokje duurt. In de strook kun je aflezen dat één blokje van acht tot negen uur duurt. Een heel blokje is dus één uur. Geef aan dat een half blokje dan een half uur is. De volgende stap is te bepalen welke kleur hoort bij de gevraagde activiteit. In het voorbeeld heeft gym een blauwe kleur. Tel vervolgens de uren en minuten bij elkaar op en reken het om naar minuten. Oefen klassikaal met een aantal dagindelingen. Leg vervolgens uit hoe je in een verhaal kunt berekenen hoelang iets duurt in uren en minuten. In het voorbeeld reken je eerst om naar minuten. Aangezien het een minsom is, haal je de pauze van het totaal af. Het aantal minuten dat overblijft, reken je om naar uren en minuten. Bespreek klassikaal een oefening en vraag de leerling wat voor soort som het is: moeten ze optellen, aftrekken, vermenigvuldigen of delen? Leg dan uit hoe je in een verhaal kunt berekenen hoelang iets duurt in minuten en seconden. In het voorbeeld is het een keersom. Schrijf eerst de keersom op en reken deze som uit. Vervolgens reken je de seconden om naar minuten en seconden. Bespreek klassikaal een oefening. Leg dan uit hoe je een tabel met tijden kunt aflezen. Geef aan dat je naar de juiste vertrek- en aankomsttijden moet kijken. Om te bepalen hoelang de kortste rit duurt, bereken je eerst de verschillende ritten. Vervolgens kijk je welke rit het minst aantal minuten heeft. Laat de leerlingen oefenen met deze tabellen.

Om te controleren of de leerlingen kunnen berekenen hoelang iets duurt in uren, minuten en seconden, kun je de volgende vragen stellen:
- Hoe reken je uren en minuten om naar minuten?
- Hoe reken je minuten om naar uren en minuten?
- Hoe reken je minuten en seconden om naar seconden?
- Hoe reken je seconden om naar minuten en seconden?

Inoefening

De leerlingen oefenen eerst met het berekenen hoelang iets duurt in minuten en seconden. Vervolgens moeten ze uitrekenen hoelang iets duurt in uren en minuten en tot slot moeten ze de tijden berekenen in een tabel in minuten.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is als je kunt rekenen met tijd in uren, minuten en seconden. Als afsluiting laat je de leerlingen in tweetallen zelf getallen invullen bij de verhalen en berekenen ze hoelang iets duurt. Ze controleren of ze beiden hetzelfde antwoord hebben. Daarna laat je een som in verhaalvorm zien. De leerlingen kunnen kiezen uit de antwoordmogelijkheden die staan gegeven. Laat de leerlingen ook uitleggen hoe zij tot hun antwoord zijn gekomen.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met het rekenen met uren, minuten en seconden, kun je hen eerst laten oefenen met het omrekenen van uren en minuten naar minuten en andersom en van minuten en seconden naar seconden en andersom. Wanneer dit goed gaat, kunnen ze oefenen met sommen in verhaalvorm. Vraag daarbij of het verhaal gaat om het optellen, aftrekken, vermenigvuldigen of delen.