Aftrekken met hele bedragen t/m 10 euro

Algemeen

Leerlingen leren aftrekken tot en met 10 euro met hele bedragen.

Belang

Het is handig dat je kunt aftrekken met hele bedragen. Zo weet je hoeveel geld je overhoudt.

Introductie

Leg een bedrag tot 10 euro neer. Laat vervolgens de leerlingen bepalen hoeveel euro er ligt.

Instructie

Tijdens deze les kun je de leerlingen een muntenbakje geven, zodat ze de sommen met muntjes op hun tafel kunnen leggen en gelijk mee kunnen rekenen.
Laat de som 7 euro - 2 euro zien. Leg uit dat je 7 euro hebt. Laat eventueel de leerlingen de euro's op het bord tellen. Laat nu zien dat er 2 euro af gaan. Vervolgens leg je uit dat je nu nog 5 euro's over hebt. Laat de leerlingen weer de munten tellen. Oefen samen met de leerlingen de som 9 euro - 4 euro. Herhaal hierbij de stappen: Hoeveel heb je? Hoeveel gaat eraf? Hoeveel houd je over? Laat vervolgens de beer met het prijskaartje zien. Leg uit dat je beer gaat kopen en dat hij 5 euro kost. Laat zien dat je gaat betalen met een biljet van 10 euro. Eventueel kun je laten zien dat 10 euro uit 10 losse euro's bestaat. De som die hier bij hoort is 10 - 5 =. Om tot je antwoord te komen kun je vanaf 10 euro stappen terug gaan tellen tot je op 5 euro uitkomt. In dit geval zijn dat 5 stappen. Dus je krijgt 5 euro terug. Doortellen vanaf de prijs tot aan het geld wat je geeft is een andere manier om uit te rekenen hoeveel je terug krijgt. Oefenen samen met de leerlingen de som 10 - 7= en 5 euro - 4 euro =. Vervolgens maken de leerlingen de volgende twee sommen zelfstandig. Tot slot leg je uit dat je eenvoudig kunt bepalen hoeveel euro een product duurder is dan het andere product. Dit kun je doen door het laagste bedrag aan te vullen, totdat je bij het hoogste bedrag bent. Je kunt het verschil tussen twee producten ook uitrekenen door er een minsom van te maken. Laat de leerlingen oefenen met een aantal opgaven waarbij ze moeten bepalen hoeveel euro een product duurder is.

Controleer of de leerlingen kunnen aftrekken tot en met 10 met hele bedragen, door de volgende vragen te stellen:
- Hoe reken jij 9 euro - 4 euro uit?
- Hoe kun je bepalen hoeveel euro een product duurder is?

Inoefening

De leerlingen maken eerst een opgave, waarbij ze de munten kunnen tellen. Bij de tweede opgave rekenen ze uit hoeveel ze terug krijgen als ze een hotdog kopen en betalen met een biljet van 5 euro. Bij de derde opgave kopen ze een potlood van 3 euro en betalen met een biljet van 10 euro.

Afsluiting

Bespreek met de leerlingen het belang van het kunnen aftrekken tot en met 10 euro met hele bedragen. Als afsluiting kun je de leerlingen op de blauwe shuffle knop laten drukken voor een willekeurig bedrag. Laat ze vervolgens met dat geld de tennisbal kopen. Hoeveel geld houden ze over?

Aandachtspunten

Laat leerlingen die moeite hebben met het aftrekken tot en met 10 met hele bedragen, eerst oefenen met het herkennen van de munten en biljetten tot 10 euro. Leg vervolgens bedragen tot 10 euro en laat ze de bedragen noemen. Vervolgens leg je 5 losse euro's neer en haal je telkens 1 euro weg. Vraag aan de leerlingen telkens hoeveel er overblijft. Probeer hierbij de leerlingen zo min mogelijk de munten die overblijven opnieuw te laten tellen.

Instructiemateriaal

Muntenbakjes met muntstukken van 1 en 2 euro en biljetten van 5 en 10 euro.