Gynzy's leerstof voor het vakgebied Nederlands.
Nederlands in Gynzy bestaat uit 11 "Werelden". Deze Werelden, zoals hieronder uitgebeeld, omvatten alle leerdoelen van spelling, grammatica en woordenschat. Elke wereld bestaat weer uit een aantal "Eilanden". Elk van de Eilanden bestaat uit een aantal specifieke leerdoelen. In de Wereld “Extra oefening” worden categorieën/onderwerpen door elkaar aangeboden. Je hebt de volledige vrijheid om deze werelden in te zetten zoals jij het wilt en zo een eigen leerlijn te bouwen.
Leerlingen leren om verschillende klanken te herkennen om vervolgens deze klanken in woorden te kunnen onderscheiden.
Deze Wereld is gericht op het ontwikkelen van de lees- en schrijfvaardigheden van kinderen door hen te helpen letters te herkennen, woorden te vormen, en de relatie tussen letters en klanken beter te begrijpen.
Deze wereld richt zich op het ontwikkelen van vaardigheden die nodig zijn voor het begrijpen en opbouwen van zinnen. Leerlingen combineren woorden om zo correcte en betekenisvolle zinnen te vormen.
Categorieën die voornamelijk op basis van een luisterstrategie opgelost kunnen worden. Hierin zitten de klankzuivere woorden en andere woorden die een één op één koppeling tussen klankgroep en lettercombinatie hebben.
In deze Wereld leren leerlingen de spellingregels die van toepassing zijn op woorden die volgens vaste regels geschreven moeten worden. Dit onderdeel is bedoeld om leerlingen inzicht te geven in de structuur en logica van de Nederlandse taal, zodat ze beter kunnen spellen.
Categorieën die voornamelijk op basis van een onthoudstrategie opgelost kunnen worden. Hierin zitten woorden die niet aan de hand van een regel- of luisterstrategie opgelost kunnen worden en uitheemse woorden.
Categorieën die gerelateerd zijn aan werkwoordspelling. Leerlingen leren hoe ze werkwoorden correct moeten vervoegen en toepassen in verschillende zinsconstructies.
Thema's: reizen, tijd, de auto, de fiets, het verkeer, oceanen, wat leeft er in het water, overstromingen, vissen, het zwembad, vogels, het weer, het heelal, de bergen, vliegverkeer, dieren, het riool, de metro, opgravingen en de grond.
Thema's: botten & spieren, zintuigen, de dokter, organen, uitdrukkingen met lichaam, het gevoel, feest, familie, liefde, uitjes, groenten, noten & fruit, weet wat je eet, vrijheid, op de vlucht, oorlog, respect voor elkaar en veiligheid, afval, energie besparen, vriendschap, omgang en samenwerken.
Thema's: spelletjes, de wedstrijd, atletiek, watersport, balsport, sporten, kunst, dans en theater, muziek, kleding & mode, uitvinden & ontwerpen, bereiden, het restaurant en de keuken.
In de Wereld “Extra oefening” worden categorieën/onderwerpen door elkaar aangeboden. Ook bevat deze Wereld extra mogelijkheden voor het schrijven van de woorden.
Elk spellingsleerdoel binnen het vakgebied Nederlands heeft dezelfde globale opbouw van de moeilijkheid van de oefeningen. Deze niveau-opbouw is enerzijds gebaseerd op de moeilijkheid van het gebruikte woord en anderzijds op de moeilijkheid van de soort opgave. Dit laatste wordt bepaald aan de hand van een 6-fasenmodel voor de opbouw van spellingsopgaven.
Dit model sluit aan bij de moderne spellingdidactiek waarbij men uitgaat van het verletteren van klanken. De leerling start met het horen en onderscheiden van klanken (auditieve analyse) en bepalen op welke plekken de klanken zich bevinden in woorden (volgorde fonemen).
Vervolgens wordt de stap gemaakt waarin de leerling de relatie legt tussen klanken en letters (foneem-grafeemkoppeling). Daarna leert de leerling de moeilijkheden die in een woord zitten te herkennen (spellingscategorie) waarna de leerling de relevante woorddelen leert schrijven (afmaken & overschrijven) en uiteindelijk het hele woord opschrijft (opschrijven).
Voor het vormgeven van woordenschat is gebruik gemaakt van het didactische Viertaktmodel (Van der Nulft & Verhallen, 2009). Dit model bestaat uit 4 stappen die leerlingen doorlopen bij het leren van nieuwe woorden. De eerste fase is het ‘voorbewerken’.
In de informatie over het leerdoel staat weergegeven welke woorden er in het leerdoel aan bod komen, daarmee kan de leerkracht een inleiding geven. Vervolgens gaan de leerlingen bezig met het ‘semantiseren’ van de woorden door verschillende woordrelaties te leggen. Verder zijn ze ook direct bezig met het ‘consolideren’ van de woorden doordat er bij elk woord minstens 5 opgaven zijn gemaakt.
Uiteindelijk wordt de kennis van de leerling getest in de laatste fase ‘controleren’ door te vragen naar de letterlijke betekenis van het woord of door een toepassingsvraag zoals ‘Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?’.
Een effectieve manier om inprenting van spelling te bevorderen is het gebruik maken van flitsoefeningen. Bij deze oefeningen zien leerlingen een woord enkele seconden in beeld waarna het woord verdwijnt en ze het moeten opschrijven. Digitaal leermateriaal leent zich bij uitstek voor deze flitsoefeningen.
Voor elk leerdoel is een hint ontwikkeld die de leerling in elke opgave kan raadplegen. Deze hint geeft een uitleg over de spellingscategorie en een voorbeeldwoord met bijbehorende illustratie om de analogie visueel te ondersteunen. Bovendien wordt in de hints duidelijkheid gegeven over de eventueel verschillende termen die in omloop zijn.