Omrekenen van g en kg met kommagetallen

Algemeen

Leerlingen leren gram omrekenen naar kilogram en andersom met kommagetallen.

Belang

Bespreek met de leerlingen dat het belangrijk is om grammen naar kilogrammen te kunnen omrekenen en andersom met kommagetallen, omdat je dan met een meer passende gewichtseenheid kunt rekenen. Bijvoorbeeld als je een konijn hebt van 2032 gram, kun je ook zeggen dat dit 2 kilogram is en 32 gram.

Introductie

Laat de weegschalen zien met de gewichten erop. De leerlingen moeten goed kijken naar de gewichten die erop staan en aangeven of het klopt dat de weegschaal in balans staat. Om dit te kunnen bepalen, moeten ze de gewichten omrekenen. Daarna rekenen ze zo veel mogelijk gewichten om naar een andere gewichtseenheid.

Instructie

Geef aan dat 1 gram 1000 keer in een kilogram past. 1000 gram is hetzelfde als 1 kilogram. Laat op het digibord een afbeelding zien. Er is een indeling met 10 delen van 100 gram. Deze 10 delen vormen samen 1000 gram. Dit is hetzelfde als 1 kilogram. Er zijn nog 6 delen. Deze delen zijn samen 600 gram, oftewel 0,600 kilogram. 1 kilogram en 0,600 kilogram zijn samen 1,600 kilogram. Dit is hetzelfde als 1 kilogram en 600 gram. Laat de leerlingen oefenen met het omrekenen met behulp van de afbeeldingen op het digibord. Vervolgens leg je aan de hand van het metrieke stelsel uit hoe je grammen omrekent naar kilogrammen met kommagetallen. Daarbij maak je drie sprongen naar links. Je deelt de grammen door 1000. De komma verschuift drie plaatsen naar links. Bespreek samen een aantal voorbeelden. Leg daarna de verschillende manieren uit hoe je kilogrammen en grammen kunt opschrijven en laat de leerlingen hiermee oefenen. Je kunt ook omrekenen van kilogrammen naar grammen met kommagetallen. Je maakt hierbij 3 sprongen naar rechts. Je vermenigvuldigt de kilogrammen met 1000. De komma verschuift 3 plaatsen naar rechts. Bespreek samen een aantal voorbeelden en laat daarna de leerlingen oefenen. Tot slot bespreek je hoe je een som in verhaalvorm uitreken en laat je de leerlingen zelf verhaalsommen oplossen.

Om te controleren of leerlingen grammen kunnen omrekenen naar kilogrammen en andersom met kommagetallen, kun je de volgende vragen stellen:
- Hoeveel gram is één kilogram?
- Verschuift de komma 3 plekken naar links of naar rechts als je grammen omrekent naar kilogrammen?
- Verschuift de komma 3 plekken naar links of naar rechts als je kilogrammen omrekent naar grammen?

Inoefening

Leerlingen oefenen eerst met het omrekenen van gram naar kilogram waarbij ze visuele ondersteuning krijgen. Vervolgens oefenen ze met het omrekenen waarbij alleen de getallen gegeven zijn en daarna maken ze een verhaalsom waarbij ze moeten omrekenen.

Afsluiting

Je bespreekt met de leerlingen nog eens dat het handig is om te kunnen omrekenen van grammen naar kilogrammen en andersom met kommagetallen, omdat je zo naar een meer passende gewichtseenheid kunt rekenen. Controleer of de leerlingen weten dat je moet vermenigvuldigen of moet delen door 1000 om van grammen naar kilogrammen te rekenen en andersom. Laat een weegschaal zien waar al een gewicht op staat. De leerlingen moeten aangeven welk gewicht hetzelfde betekent en sleep dit naar de weegschaal. Daarna gaan de leerlingen in tweetallen gewichten in kilogram en gram voor elkaar opschrijven. De ander rekent het getal om.

Aandachtspunten

Wanneer leerlingen moeite hebben met het omrekenen van grammen en kilogrammen met kommagetallen, kun je ze het metrieke stelsel geven met een pijl van gram naar kilogram met :1000 en een pijl met ×1000 van kilogram naar gram. Benadruk dat de komma drie plaatsen verschuift naar links of rechts.

Instructiemateriaal

Eventueel afgedrukt metriek stelsel.